Читать онлайн книгу "Eens Weg"

Eens Weg
Blake Pierce


Een Avery Black Mysterie #1
Een bijzonder meeslepend verhaal waarvan je vanaf het eerste hoofdstuk volledig in de ban raakt. Recensie Midwest Book, Diane Donovan (over Once Gone) Een nieuwe psychologische thriller van de hand van beststeller auteur #1 Blake Pierce. Avery Black, moorddetective, is door de hel gegaan. Ooit was ze een top strafpleitster, maar raakte uit de gratie toen ze een briljante Harvard professor ten onrechte vrijpleitte. Toen hij weer moordde, kon Avery enkel schaamtevol toekijken. Ze verloor haar man en dochter en haar leven viel in een klap in duigen. Langzaam tracht Avery er terug bovenop te komen, dit keer echter aan de andere kant van de balie. Ze werkt zich weer op en wordt moorddetective, tot grote minachting van haar collega’s, die zich nog steeds herinneren wat destijds is gebeurd en dit haar nog steeds niet hebben vergeven. Wanneer Boston opgeschrikt wordt door een seriemoordenaar die het heeft gemunt op meisjes van elitescholen, moeten zij echter toegeven dat Avery over briljante gaven beschikt en roepen zij haar hulp in. Dit is Avery’s ultieme kans om zichzelf te bewijzen en zo haar schuld uit het verleden af te lossen. Avery zal echter al snel ondervinden dat zij het moet opnemen tegen een moordenaar die even slim is als zij. In dit psychologische kat en muis spel, slaat de moordenaar ongenadeloos en op mysterieuze wijze toe. In een spannende race tegen de klok krijgt Avery te kampen met een aantal schokkende en onverwachte wendingen die uiteindelijk naar een verrassende climax zullen leiden die zelfs Avery zich niet had kunnen voorstellen. Deze bloedstollende, duistere psychologische thriller, met een bijzonder populaire Avery in de hoofdrol, zal je tot laat in de nacht wakker houden. Het is de eerste thriller in een nieuwe reeks spannende moordmysteries. Boek #2 uit de serie Avery Black zal weldra verschijnen. Een meesterwerk in het thriller en mysterie genre. Pierce heeft met duidelijk psychologisch inzicht levensechte karakters ontworpen. De lezer kruipt meteen in de huid van de personages en leeft op bijzonder realistische wijze mee met de gebeurtenissen en met de ontwikkelingen die zij doormaken. Een bijzonder spannende verhaallijn en onverwachte wendingen zorgen ervoor dat het boek je tot in de vroege uurtjes wakker zal houden. Recensies Boeken en Films, Roberto Mattos (over Once Gone) .







EENS WEG



EEN RILEY PAIGE-MYSTERY

BOEK 1



BLAKE PIERCE


Blake Pierce



Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met RILEY PAGE, die bestaat uit de spannende thrillers EENS WEG (boek 1), EENS GEPAKT (boek 2) en EENS BEGEERD (boek 3).



Blake is een enthousiaste lezer en al zijn hele leven fan van thrillers en mystery-boeken, en hij zou het leuk vinden om van je te horen. Dus voel je vrij om www.blakepierceauthor.com te bezoeken voor meer informatie en om contact op te nemen.



Copyright В© 2015 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toestemming onder de U.S. Copyright Act uit 1976, mag niets uit deze uitgave in enige vorm of op enige manier worden verveelvoudigd, gedistribueerd, overgedragen of opgeslagen in een database of een geautomatiseerd gegevensbestand, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Dit e-book heeft enkel een licentie voor persoonlijk gebruik. Dit e-book mag niet verkocht of doorgegeven worden aan derden. Als u dit boek met anderen wil delen, koop dan voor iedere ontvanger een afzonderlijk exemplaar. Als u dit boek aan het lezen bent of als dit boek niet alleen voor uw gebruik werd gekocht, retourneer het boek dan en koop uw eigen exemplaar. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief boek. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn een product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood is geheel toevallig. Jacket image Copyright GoingTo, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.


BOEKEN VAN BLAKE PIERCE



RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE

EENS WEG (boek 1)

EENS GEPAKT (boek 2)

EENS BEGEERD (boek 3)


INHOUD



Proloog (#ua7ed4355-c128-51a6-b2e3-d1667fe3907e)

Hoofdstuk 1 (#u54e4231b-475d-5091-ad42-b2b950d4031f)

Hoofdstuk 2 (#u118cd6b9-4365-516e-a868-ede45e0b6fad)

Hoofdstuk 3 (#u536b6251-33af-5048-b699-a2b82f022869)

Hoofdstuk 4 (#u166831ce-0b3c-5955-ab0d-dc2b70521960)

Hoofdstuk 5 (#u70961cee-283c-59ca-9dc2-d8ed9771866c)

Hoofdstuk 6 (#u5bc71391-1bdd-5b62-8384-8fc96765071e)

Hoofdstuk 7 (#u25998109-31b5-57a4-afb9-efe234524008)

Hoofdstuk 8 (#u570071f0-8f63-5e5c-8b68-ef6d77129227)

Hoofdstuk 9 (#uc59a756a-796b-502d-aecf-266701834723)

Hoofdstuk 10 (#u1ad327e3-881d-55e3-86c4-88ba4bf263c6)

Hoofdstuk 11 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 12 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 13 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 14 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 15 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 16 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 17 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 18 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 19 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 20 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 21 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 22 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 23 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 24 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 25 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 26 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 27 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 28 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 29 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 30 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 31 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 32 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 33 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 34 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 35 (#litres_trial_promo)

Hoofdstuk 36 (#litres_trial_promo)




Proloog


Reba’s hoofd schoot omhoog door een nieuwe pijnscheut. Ze rukte aan de touwen rond haar lichaam, die om haar middel gebonden waren en om een verticale paal heen die in het midden van de kleine kamer met bouten aan de grond en het plafond bevestigd was. Haar polsen waren voor haar vastgebonden en haar enkels zaten ook vast.

Ze realiseerde zich dat ze weggedommeld was en ze werd onmiddellijk overspoeld door angst. Ze wist dat de man haar zou doden. Stukje bij beetje, wond voor wond. Hij wilde niet haar dood hebben, en het ging hem ook niet om seks. Hij wilde alleen haar pijn.

Ik moet wakker blijven, dacht ze. Ik moet hier wegkomen. Als ik weer in slaap val, zal ik sterven.

Ondanks de hitte in de kamer was haar naakte lichaam koud van het zweet. Ze kronkelde en keek naar beneden, naar haar blote voeten op de hardhouten vloer. De vloer was aangekoekt met plekjes opgedroogd bloed, een zeker teken dat ze niet de eerste was die hier vastgebonden zat. Haar paniek groeide.

Hij was ergens heen gegaan. De enige deur in de kamer was gesloten, maar hij zou terugkomen. Hij kwam altijd terug. En hij zou alles doen wat hij maar kon bedenken om haar aan het schreeuwen te krijgen. De ramen waren dichtgespijkerd met planken en ze had geen idee of het dag of nacht was. Het enige licht in de ruimte was afkomstig van een peertje aan het plafond. Waar ze ook was, het leek erop dat niemand haar kon horen schreeuwen.

Ze vroeg zich af of dit ooit de slaapkamer van een klein meisje was geweest; het was een groteske ruimte, roze, met overal krullerige patronen en sprookjesachtige motieven. Iemand – haar ontvoerder, vermoedde ze – had deze plek lang geleden vernield. Hij had krukjes en stoelen en tafels omvergegooid en gebroken. Op de vloer lagen de afgerukte ledematen en rompen van poppen. Kleine pruiken – poppenpruiken, gokte Reba – waren als hoofdhuiden aan de muren vastgenageld. De meeste pruiken waren zorgvuldig gevlochten en hadden allemaal onnatuurlijke, popachtige kleuren. Een beschadigd, roze nachtkastje stond recht tegen een muur aan, de hartvormige spiegel verbrijzeld. Het enige meubelstuk dat nog intact was, was een smal eenpersoonsbed met een gescheurde, roze baldakijn. Haar ontvoerder rustte hier soms uit.

De man bekeek haar met zijn donkere kraalogen van achter zijn zwarte skimasker. Eerst had ze er troost uit geput dat hij altijd dat masker droeg. Als hij niet wilde dat ze zijn gezicht zag, betekende dat dan dat hij haar niet wilde doden, dat hij haar zou kunnen laten gaan?

Maar ze had snel door dat het masker een ander doel diende. Ze zag dat het gezicht erachter een teruggetrokken kin en een schuin aflopend voorhoofd had. Ze was er zeker van dat het uiterlijk van de man onopvallend en gewoontjes waren. Hoewel hij sterk was, was hij kleiner dan zij en daar waarschijnlijk onzeker over. Ze giste dat hij het masker droeg om angstaanjagender over te komen.

Ze had het opgegeven om hem over te halen haar geen pijn te doen. Eerst dacht ze dat ze dat kon. Ze wist tenslotte dat ze knap was. Of dat wГЎs ik tenminste, dacht ze verdrietig.

Zweet en tranen vermengden zich op haar beurs geslagen gezicht en ze voelde het bloed in haar lange, blonde haar kleven. Haar ogen prikten: hij had haar gedwongen om contactlezen in te doen en daardoor zag ze niet zo goed.

Wie weet hoe ik er nu uitzie.

Ze liet haar hoofd vallen.

Sterf nu, smeekte ze zichzelf.

Het had gemakkelijk genoeg moeten zijn. Ze was er zeker van dat anderen hier eerder gestorven waren. Maar ze kon het niet. Alleen de gedachte al liet haar hart sneller kloppen, en door haar gehijg ging het touw rond haar middel strakker staan. Terwijl ze wist dat haar een zekere dood te wachten stond, kwam er langzaam een nieuw gevoel in haar op. Het was dit keer geen paniek of angst. Het was geen wanhoop. Het was iets anders.

Wat voel ik?

Toen besefte ze het. Het was woede. Niet voor haar ontvoerder. Haar woede naar hem toe was al lang geleden uitgeput.

Ik ben het, dacht ze. Ik doe wat hij wil. Als ik schreeuw en huil en snik en smeek, dan doe ik wat hij wil.

Wanneer ze die koude, smakeloze bouillon dronk die hij haar door een rietje voerde, deed ze wat hij wilde. Wanneer ze meelijwekkend begon te snotteren dat ze moeder was van twee kinderen die haar nodig hadden, deed ze hem een enorm plezier.

Toen ze eindelijk stopte met kronkelen, werden haar gedachten helder. Ze gingen vergezeld met een nieuwe wilskracht. Misschien moest ze het over een andere boeg gooien. Ze had de afgelopen dagen zo hard tegen de touwen gevochten. Misschien was dat de verkeerde benadering. Ze waren net als van die Chinese vingervallen van bamboe, waar je je vingers in beide zijden van de koker stopte. Hoe harder je trok, hoe meer je vingers klem kwamen te zitten. Misschien was de truc om te ontspannen, na te denken. Misschien was dat de uitweg.

Spier voor spier liet ze haar lichaam ontspannen. Ze voelde iedere pijnlijke plek, iedere kneuzing waar de touwen haar vlees raakten. En langzaam werd ze zich bewust van waar de spanning in de touwen zat.

Eindelijk vond ze wat ze nodig had. Rond haar rechter enkel zat het touw een klein beetje los. Maar ze zou er niet aan trekken, tenminste, nu nog niet. Nee, ze moest haar spieren ontspannen houden. Ze wiebelde voorzichtig met haar enkel, voorzichtig. Toen iets harder, terwijl het touw losser ging zitten.

Tot haar vreugde en verrassing schoot eindelijk haar enkel los en kon ze haar hele rechtervoet eruit trekken.

Ze speurde onmiddellijk de vloer af. Tussen de verspreide poppendelen lag zijn jachtmes, slechts tientallen centimeters bij haar vandaan. Hij lachte iedere keer als hij het daar liet liggen, tergend dichtbij. Het lemmet zat onder het bloed en fonkelde in het licht, alsof het de spot met haar dreef. Ze zwaaide met haar bevrijde voet naar het mes. Dat was te hoog, en ze miste.

Ze ontspande haar lichaam weer. Ze liet zichzelf een paar centimeter langs de paal naar beneden glijden en strekte haar voet uit totdat het mes binnen bereik was. Ze klemde het smerige lemmet tussen haar tenen, sleepte het mes over de vloer en tilde het voorzichtig met haar voet op, totdat het heft in haar hand lag. Haar verdoofde vingers klemden zich er stevig omheen en ze draaide het rond. Langzaam begon ze het touw rond haar polsen door te snijden. De tijd leek stil te staan terwijl ze haar adem inhield, hopend en biddend dat ze het mes niet zou laten vallen. Dat hij niet binnen zou komen.

Eindelijk hoorde ze iets breken en tot haar eigen verbazing waren haar handen los. Met bonkend hart sneed ze meteen het touw rond haar middel door.

Vrij. Ze kon het nauwelijks geloven.

Even kon ze alleen maar ineengedoken zitten. Haar handen en voeten tintelden terwijl het bloed weer begon te stromen. Ze porde naar de lenzen in haar ogen en weerstond de aandrang om ze eruit te krabben. Ze schoof ze voorzichtig naar één kant, pakte ze tussen haar vingertoppen en trok ze eruit. Haar ogen deden verschrikkelijk veel pijn en het was een opluchting dat ze eruit waren. Toen ze naar de twee plastic rondjes keek die in de palm van haar hand lagen, werd ze misselijk van de kleur. De lenzen waren een onnatuurlijke tint lichtblauw. Ze gooide ze weg.

Haar hart bonkte. Reba trok zichzelf omhoog en hinkte snel naar de deur. Ze pakte de knop vast, maar ze draaide hem niet om.

Stel dat hij daar nu ergens is?

Ze had geen keus. Reba draaide aan de knop en trok aan de deur, die geruisloos openging. Voor haar lag een lange, lege gang die alleen via een gewelfde opening aan de rechterkant werd verlicht. Ze sloop verder, naakt, blootvoets en stil. Ze zag dat de gewelfde opening in een zacht verlichte kamer uitkwam. Ze bleef staan en keek. Het was een eenvoudige eetkamer, met een tafel en stoelen. Alles leek heel normaal, alsof een gezin zo voor het avondeten thuis zou komen. Er hingen oude kanten gordijnen voor de ramen.

Een nieuw afgrijzen steeg in haar op. De simpele alledaagsheid van deze plek was nog verontrustender dan een kerker had kunnen zijn. Door de gordijnen heen zag ze dat het buiten donker was. Ze haalde kracht uit de wetenschap dat de duisternis het gemakkelijk zou maken om weg te komen.

Ze liep weer terug de gang in. Deze kwam uit op een deur; een deur die naar buiten zou leiden. Ze hinkte erheen en kneep in de koude, koperen klink. De deur zwaaide zwaar naar haar toe en liet de nacht buiten zien.

Ze zag een kleine veranda met een tuin erachter. Er was geen maan en de nachtlucht was vol sterren. Er was geen ander licht te zien; geen teken van huizen in de buurt. Ze liep langzaam de veranda op en de tuin in, die droog en dor was. Koele, frisse lucht stroomde haar pijnlijke longen in.

Ze voelde paniek en opwinding tegelijkertijd. De vreugde van vrijheid.

Reba nam haar eerste stap, klaar om weg te rennen... toen ze plotseling de harde greep van een hand op haar pols voelde.

Toen klonk de bekende, afstotende lach.

Het laatste wat ze voelde was een hard object – metaal? – dat op haar hoofd terechtkwam. En toen werd alles zwart.




Hoofdstuk 1


Het stinkt in elk geval nog niet, dacht Special Agent Bill Jeffreys.

Terwijl hij nog steeds over het lichaam gebogen stond, merkte hij toch dat het ontbindingsproces al begonnen was. De stank vermengde zich met de verse geur van dennen en de heldere mist van de beek; een lichaamsgeur waar hij al gewend aan zou moeten zijn. Maar dat zou waarschijnlijk nooit gebeuren.

Het naakte lichaam van de vrouw was zorgvuldig op een groot rotsblok aan de rand van de beek geplaatst. Ze zat rechtop, tegen een ander rotsblok geleund, haar benen uitgestrekt en gespreid, haar handen langs haar zij. Hij zag een rare kromming in haar rechterarm, wat een gebroken bot deed vermoeden. Haar golvende haar was duidelijk een pruik, voddig, met blonde tinten die niet bij elkaar pasten. Op haar mond was met lippenstift een roze glimlach getekend.

Het moordwapen zat nog steeds om haar nek gebonden; ze was met een roze lint gewurgd. Op de rots voor haar, aan haar voeten, lag een rode neproos.

Bill probeerde voorzichtig haar linkerhand op te tillen. Die bewoog niet.

“De lijkstijfheid is nog niet verdwenen,” zei agent Spelbren tegen Bill en hij hurkte aan de andere kant van het lichaam. “Niet langer dan vierentwintig uur dood.”

“Wat is er met haar ogen?” vroeg Spelbren.

“Wijd open genaaid met zwart draad,” antwoordde hij, zonder de moeite te nemen om beter te kijken.

Spelbren staarde hem vol ongeloof aan.

“Kijk zelf maar,” zei Bill.

Spelbren tuurde naar de ogen. “Jezus,” mompelde hij stilletjes.

Het viel Bill op dat hij niet walgend terugweek. Bill waardeerde dat. Hij had met andere agenten gewerkt – van wie sommigen zelfs geroutineerde veteranen zoals Spelbren – die nu allang over hun nek gegaan zouden zijn.

Bill had nog nooit met hem samengewerkt. Spelbren was voor deze zaak vanuit een kantoor in Virginia opgeroepen. Het was Spelbrens idee geweest om iemand van de eenheid Gedragsanalyse in Quantico erbij te halen. Daarom was Bill hier.

Slimme actie, dacht Bill.

Bill kon zien dat Spelbren maar een paar jaar jonger was dan hij. Toch had hij een verweerd, doorleefd uiterlijk dat hem wel aanstond.

“Ze heeft contactlenzen in,” merkte Spelbren op.

Bill keek beter. Hij had gelijk. Een griezelig, kunstmatig blauw dat hem de andere kant op liet kijken. Het was koel hier bij de beek zo laat in de ochtend, maar de ogen waren in hun kassen teruggezonken. Het zou lastig worden om het exacte tijdstip van overlijden te bepalen. De enige zekerheid die Bill had, was dat het lichaam ergens gedurende de nacht hierheen gebracht was en zorgvuldig was gepositioneerd.

Hij hoorde vlakbij een stem.

“Verdomde agenten.”

Bill keek op naar de drie plaatselijke agenten die een paar meter verderop stonden. Ze stonden nu onhoorbaar te fluisteren, dus Bill wist dat het de bedoeling was dat hij die twee woorden zou horen. Ze kwamen uit Yarnell en ze waren duidelijk niet blij dat de FBI was komen opdagen. Ze dachten dat ze dit wel alleen aan zouden kunnen.

De hoofdboswachter van Mosby State Park had daar anders over gedacht. Hij was niet meer gewend dan vandalisme, afval en illegaal vissen en jagen en hij wist dat de plaatselijke agenten van Yarnell niet bekwaam genoeg waren om dit af te handelen.

Bill had de reis van bijna tweehonderd kilometer per helikopter afgelegd, zodat hij kon er zijn voordat het lichaam verplaatst werd. De piloot was naar de coördinaten van een weiland op een nabijgelegen heuveltop gevlogen, waar de boswachter en Spelbren hem hadden getroffen. De boswachter had een paar kilometer over een zandweg gereden en toen ze gestopt waren, kon Bill van de weg de plek van de moord zien. Het was maar een klein stukje naar beneden vanaf de beek.

De agenten die ongeduldig een eindje verderop stonden te wachten, hadden de plaats delict al bekeken. Bill wist precies wat ze dachten. Ze wilden deze zaak zelf oplossen; een paar FBI-agenten was wel het laatste dat ze wilden zien.

Sorry, rednecks, dacht Bill, maar dit gaat jullie pet te boven.

“De sheriff denkt dat het mensenhandel is,” zei Spelbren. “Hij heeft het mis.”

“Waarom zeg je dat?” vroeg Bill. Hij wist het antwoord zelf wel, maar hij wilde weten hoe het brein van Spelbren werkte.

“Ze is in de dertig, niet zo heel erg jong,” zei Spelbren. “Striae, dus ze heeft minstens één kind gekregen. Niet het type dat doorgaans gebruikt wordt bij mensenhandel.”

“Je hebt gelijk,” zei Bill.

“Maar hoe zit het met die pruik?”

Bil schudde zijn hoofd. “Haar hoofd is geschoren,” antwoordde hij, “dus waar de pruik ook voor bedoeld was, het was niet om haar haarkleur te veranderen.”

“En de roos?” vroeg Spelbren. “Een boodschap?”

Bill bestudeerde de bloem. “Goedkope kunstbloem,” antwoordde hij. “Het soort dat je in iedere goedkope winkel kunt vinden. We zullen het natrekken, maar ik denk niet dat we iets zullen vinden.”

Spelbren bekeek hem, zichtbaar onder de indruk.

Bill twijfelde of er ook maar iets was waar ze wat aan zouden hebben. De moordenaar was te doelgericht, te planmatig. Dit hele tafereel was opgezet met een bepaalde zieke stijl die hem nerveus maakte.

Hij zag dat de plaatselijke agenten stonden te trappelen om dichterbij te komen, zodat ze dit konden afronden. Er waren al foto’s gemaakt, en het lichaam kon ieder moment weggehaald worden. Bill stond op en zuchtte. Zijn benen voelden stijf. Hij begon langzamer te worden met zijn veertig jaar, in elk geval een beetje.

“Ze is gemarteld,” observeerde hij en hij ademde verdrietig uit. “Kijk maar naar al die snijwonden. Sommige waren al aan het genezen.” Hij schudde verbeten zijn hoofd. “Iemand heeft haar dagenlang bewerkt voordat het met dat lint afgemaakt werd.”

Spelbren zuchtte. “De dader was ergens pisnijdig over,” zei hij.

“Hé, wanneer gaan we het hier afronden?” riep een van de agenten.

Bill keek hun richting op en zag dat ze heen en weer stonden te schuifelen. Twee van hen stonden stilletjes te mopperen. Bill wist dat het werk hier al klaar was, maar dat zei hij niet. Hij liet die stommelingen liever nog wat wachten en gissen.

Hij draaide zich langzaam om en nam de omgeving in zich op. Het was dichtbebost, allemaal dennenbomen en cederbomen en een heleboel struikgewas. De beek zocht zich kabbelend een weg door het serene landschap naar de dichtstbijzijnde rivier. Zelfs nu, midden in de zomer, zou het hier niet erg heet worden, dus het lichaam zou niet meteen ontbinden. Toch was het verstandig om het hier snel weg te halen en naar Quantico te sturen. Onderzoekers zouden het daar willen onderzoeken terwijl het nog redelijk vers was. De lijkwagen was op de zandweg aangekomen en stond achter de politieauto te wachten.

De weg was niets meer dan evenwijdige bandensporen door het bos. Het was bijna zeker dat de moordenaar hierlangs gereden was. Hij had het lichaam langs een smal pad naar deze plek gedragen, het gepositioneerd en was toen weggegaan. Hij zou niet lang gebleven zijn. Ondanks het feit dat het een afgelegen gebied was, werd hier geregeld door boswachters gepatrouilleerd en privéauto’s waren hier niet toegestaan. Hij had gewild dat het lichaam gevonden werd. Hij was trots op zijn werk.

En het wГЎs ook gevonden, in de vroege ochtend, door een stel vroege ruiters. Toeristen op gehuurde paarden, had de boswachter aan Bill verteld. Het waren vakantiegangers uit Arlington die op een gereconstrueerde Western-ranch net buiten Yarnell verbleven. De boswachter had verteld dat ze nu nogal overstuur waren. Er was hun gezegd dat ze niet de stad uit mochten, en Bill was van plan om later met hen te praten.

Er was verder niets opvallends in het gebied rondom het lichaam. Die kerel was heel zorgvuldig geweest. Hij had iets achter zich aan gesleept – een schep misschien – toen hij vanaf de beek was teruggelopen, om zijn eigen voetsporen te verbergen. Er was verder niets opzettelijk of per ongeluk achtergelaten. Als er al bandensporen op de weg waren geweest, dan waren die waarschijnlijk door de politieauto en de lijkwagen vernietigd.

Bill zuchtte bij zichzelf. Verdomme, dacht hij. Waar is Riley wanneer ik haar nodig heb?

Zijn vaste politiepartner en beste vriendin was met onvrijwillig verlof, herstellend van het trauma van hun laatste zaak. Ja, dat was een akelige toestand geweest. Ze had tijd nodig, en als hij eerlijk tegen zichzelf was, wist hij dat ze misschien nooit meer terugkwam.

Maar hij had haar nu echt nodig. Ze was veel slimmer dan Bill en hij vond het niet erg om dat toe te geven. Hij keek met plezier hoe haar gedachten te werk gingen. Hij zag voor zich hoe ze deze scene zou uitpluizen, detail voor minuscuul detail. Op dit moment zou ze hem plagen met alle pijnlijke, overduidelijke aanwijzingen die pal voor zijn neus lagen.

Wat zou Riley hier zien wat Bill niet zag?

Hij voelde zich leeg, en dat beviel hem niet. Maar er was niets wat hij nu nog kon doen. “Oké, jongens,” riep Bill naar de agenten. “Haal het lichaam weg.”

De agenten lachten en gaven elkaar een high five.

“Denk je dat hij het nog een keer zal doen?” vroeg Spelbren.

“Ik weet het wel zeker,” zei Bill.

“Hoe weet je dat?”

Bill haalde diep adem. “Omdat ik zijn werk eerder gezien heb.”




Hoofdstuk 2


“Het werd met de dag erger voor haar,” zei Sam Flores. Hij liet nog een afschuwelijke foto zien op het enorme multimedia beeldscherm dat boven de vergadertafel uittorende. “Tot op het moment dat hij er een eind aan maakte.”

Bill had dat al gedacht, maar hij haatte het om gelijk te hebben.

Het Bureau had het lichaam naar de GAE, eenheid Gedragsanalyse, in Quantico gevlogen, forensische deskundigen hadden foto’s genomen en het lab was met alle tests begonnen. Flores, een medewerker met een zwart omrande bril, doorliep de afgrijselijke diavoorstelling en de gigantische beeldschermen werden een afstotelijke aanwezigheid in de vergaderruimte van de GAE.

“Hoe lang was ze al dood voordat het lichaam gevonden werd?” vroeg Bill.

“Niet lang,” antwoordde hij. “Misschien in de vroege avond daarvoor.”

Naast Bill zat Spelbren, die met hem naar Quantico meegevlogen was nadat ze Yarnell verlaten hadden. Aan het hoofd van de tafel zat Special Agent Brent Meredith, het teamhoofd. Met zijn brede postuur, zijn donkere, hoekige kenmerken en zijn no-nonsens gezicht was Meredith een indrukwekkende aanwezigheid. Niet dat Bill door hem geГЇntimideerd was; verre van dat. Hij mocht graag denken dat ze veel gemeen hadden. Ze waren allebei doorgewinterde veteranen die alles al gezien hadden.

Flores liet een aantal close-ups van de wonden van het slachtoffer zien. “De wonden aan de linkerkant zijn eerder toegebracht,” zei hij. “Die aan de rechterkant zijn recenter. Sommige daarvan zijn uren of zelfs minuten voordat hij haar met het lint heeft gewurgd toegebracht. Het lijkt alsof hij gedurende de week dat hij haar gevangenhield geleidelijk aan steeds gewelddadiger werd. Haar arm breken is waarschijnlijk het laatste dat hij gedaan heeft toen ze nog leefde.”

“De wonden zien eruit als het werk van één dader,” observeerde Meredith. “Waarschijnlijk mannelijk, afgaande op het toenemende niveau van agressie. Wat heb je nog meer?”

“Gezien de kleine stoppels op haar hoofdhuid denken we dat haar hoofd twee dagen voordat ze werd vermoord is geschoren,” ging Flores verder. “De pruik is met stukjes van andere pruiken in elkaar genaaid, allemaal goedkope. De contactlenzen zijn waarschijnlijk per postorder besteld. En nog iets,” zei hij en hij keek aarzelend naar de gezichten. “Hij heeft haar met Vaseline ingesmeerd.”

Bill voelde de spanning in de ruimte stijgen. “Vaseline?” vroeg hij.

Flores knikte.

“Waarom?” vroeg Spelbren.

Flores haalde zijn schouders op. “Dat is jouw taak,” antwoordde hij.

Bill dacht aan de twee toeristen die hij de dag ervoor had ondervraagd. Hij had niets aan hen gehad. Ze waren verscheurd door morbide nieuwsgierigheid en op het randje van paniek over wat ze gezien hadden. Ze hadden niets liever gewild dan teruggaan naar hun huis in Arlington en er was geen reden geweest om hen in hechtenis te nemen. Ze waren door iedere beschikbare agent ondervraagd. En ze waren duidelijk gewaarschuwd om niets te zeggen over wat ze gezien hadden.

Meredith ademde uit en legde beide handen op de tafel. “Goed werk, Flores,” zei hij.

Flores leek dankbaar voor het compliment, en misschien een beetje verrast. Brent Meredith was niet vrijgevig met lof.

“Nou, agent Jeffreys,” zei Meredith, terwijl hij zich naar hem toe draaide, “laat maar eens horen hoe dit betrekking heeft op jouw oude zaak.”

Bill haalde diep adem en leunde naar achteren in zijn stoel. “Iets minder dan zes maanden geleden,” begon hij, “op zestien december om precies te zijn, werd het lichaam van Eileen Rogers gevonden op een boerderij bij Daggett. Ik werd erbij geroepen om het te onderzoeken, samen met mijn partner, Riley Paige. Het was ontzettend koud en het lichaam was helemaal bevroren. Het was moeilijk te bepalen hoe lang het daar al lag en het tijdstip van overlijden is nooit exact bepaald. Flores, laat maar zien.”

Flores draaide zich weer om naar de diavoorstelling. Het scherm deelde zich in tweeГ«n en naast de beelden die er al op stonden verscheen een nieuwe reeks. De twee slachtoffers werden naast elkaar vertoond. Bill snakte naar adem. Het was verbijsterend. Afgezien van het bevroren vlees van het ene lijk verkeerden de lichamen in bijna exact dezelfde toestand. De wonden waren bijna identiek. Bij beide vrouwen waren de ogen op dezelfde afschuwelijke manier open genaaid.

Bill zuchtte. De beelden brachten het allemaal weer terug. Hoe lang hij ook bij de politie zat, de aanblik van een slachtoffer deed hem nog altijd pijn.

“Het lichaam van Rogers was rechtop zittend tegen een boom aan gevonden,” ging Bill verder, zijn stem verbeten nu. “Niet zo zorgvuldig neergelegd als het lichaam in Mosby Park. Geen contactlenzen of Vaseline, maar de meeste andere details zijn hetzelfde. Rogers’ haar was kortgeknipt, niet geschoren, maar er was een soortgelijke aan elkaar genaaide pruik. Ze was ook met een roze lint gewurgd en vóór haar werd een neproos gevonden.” Bill zweeg even. Hij haatte wat hij nu moest zeggen. “Paige en ik konden de zaak niet oplossen.”

Spelbren draaide zich naar hem om. “Wat was het probleem?” vroeg hij.

“Wat was het probleem níét?” zei Bill, zich onnodig verdedigend. “Er zat niets mee. We hadden geen getuigen; de familie van het slachtoffer kon ons geen enkele bruikbare informatie geven; Rogers had geen vijanden; geen ex-man; geen boos vriendje. Er was geen enkele reden dat zij aangevallen en vermoord moest worden. Het werd vrijwel meteen een cold case.” Bill zweeg. Zijn geest werd overspoeld door sombere gedachten.

“Niet doen,” zei Meredith op zijn typerende kalmerende toon. “Het is niet jouw schuld. Je kon een nieuwe moord niet voorkomen.”

Bill waardeerde zijn vriendelijkheid, maar hij voelde zich verdomd schuldig. Waarom had hij het eerder niet kunnen oplossen? Waarom was Riley niet gelukt? Er waren maar weinig momenten in zijn carriГЁre geweest dat hij zich zo verslagen had gevoeld.

Op dat moment ging Merediths telefoon en de chef nam het gesprek aan. Het eerste wat hij zei was: “Shit.” Hij herhaalde dat nog een paar keer. Toen zei hij: “Weet je zeker dat zij het is?” Hij zweeg en zei toen: “Is er contact opgenomen voor losgeld?”

Hij stond op uit zijn stoel en liep de vergaderruimte uit, de andere drie mannen verbouwereerd achterlatend. Na een paar minuten kwam hij terug. Hij zag er ineens een stuk ouder uit. “Heren, we hebben nu met een crisis te maken,” deelde hij mee. “Het slachtoffer van gisteren is zojuist geïdentificeerd. Haar naam was Reba Frye.”

Bill snakte naar adem, alsof hij een stomp in zijn maag had gekregen; hij zag ook de schok bij Spelbren. Maar Flores zag er verward uit. “Moet ik weten wie dat is?” vroeg hij.

“Haar meisjesnaam is Newbrough,” legde Meredith uit. “De dochter van staatssenator Mitch Newbrough; waarschijnlijk de nieuwe gouverneur van Virginia.”

Flores blies zijn adem uit.

“Ik had niet vernomen dat ze vermist was,” zei Spelbren.

“Het was niet officieel gerapporteerd,” zei Meredith. “Er is al contact opgenomen met haar vader. En natúúrlijk denkt hij dat het politiek is, of persoonlijk, of allebei. Hij negeert daarbij het feit dat er zes maanden geleden hetzelfde is gebeurd met een ander slachtoffer.” Meredith schudde zijn hoofd. “De senator neemt dit hoog op,” ging hij verder. “We kunnen een lawine van de pers verwachten. Hij zorgt er wel voor dat het vuur ons aan de schenen wordt gelegd.”

Bills moed zonk hem in de schoenen. Hij haatte het gevoel alsof hij er tot diep in zijn oren in zat. Maar dat was precies hoe hij zich nu voelde.

Er viel een sombere stilte in de ruimte.

Uiteindelijk schraapte Bill zijn keel. “We hebben hulp nodig,” zei hij.

Meredith draaide zich naar hem om en Bill keek naar zijn verharde blik. Plotseling was het gezicht van Meredith vol zorgen en afkeur. Hij wist duidelijk wat Bill dacht. “Ze is er nog niet klaar voor,” antwoordde Meredith. Hij wist dat Bill haar erbij wilde halen.

Bill zuchtte. “Meneer,” antwoordde hij, “ze kent de zaak beter dan wie dan ook. En er is niemand die slimmer is.” Na nog een korte stilte stond Bill op en zei wat hij werkelijk dacht. “Ik denk niet dat we het zonder haar kunnen doen.”

Meredith tikte een paar keer met zijn potlood tegen een notitieboek, zichtbaar wensend dat hij overal was behalve hier. “Het is fout,” zei hij. “Maar als ze instort, is het jóúw fout.” Hij ademde weer uit. “Bel haar.”




Hoofdstuk 3


Het tienermeisje dat de deur opendeed zag eruit alsof ze die meteen weer voor zijn neus dicht wilde slaan. In plaats daarvan draaide ze zich om en liep zonder iets te zeggen weg, de deur nog open.

Bill liep naar binnen. “Hoi, April,” zei hij automatisch.

Rileys dochter, een norse, slungelige veertienjarige met het donkere haar en dezelfde lichtbruine ogen als haar moeder, antwoordde niet. Gekleed in slechts een veel te groot T-shirt en met haar haren door de war, liep April een hoek om en plofte op de bank neer. Ze hoorde niets meer, behalve haar koptelefoon en mobiel.

Bill stond er ongemakkelijk bij en wist niet zeker wat hij nu moest doen. Toen hij Riley had gebeld, was ze akkoord gegaan dat hij langs zou komen, al was het dan met tegenzin. Was ze van gedachten veranderd?

Bill keek rond terwijl hij door het schemerige huis liep. Hij liep door de woonkamer en zag dat alles netjes was en op zijn plek lag, wat typisch was voor Riley. Maar het viel hem ook op dat de rolgordijnen dicht waren en dat er een stoflaag op de meubels lag, en dat was niets voor Riley. Op de boekenplank zag hij een rij glimmend nieuwe thrillers die hij tijdens haar verlof voor haar gekocht had, hopend dat ze zouden helpen om niet te veel aan haar problemen te denken. Geen enkel boek zag er gelezen uit.

Bills bezorgdheid groeide. Dit was niet de Riley die hij kende. Had Meredith gelijk? Had ze meer tijd nodig? Was het verkeerd om naar haar toe te gaan voordat ze er klaar voor was?

Bill vermande zich en liep verder het donkere huis in. En toen hij een hoek om ging, vond hij Riley alleen in de keuken. Ze zat aan de formicatafel in haar ochtendjas en pantoffels met een kop koffie voor zich. Ze keek op en hij zag een vlaag van schaamte in haar ogen, alsof ze vergeten was dat hij zou komen. Maar ze verborg het snel met een zwakke glimlach en stond op.

Hij stapte naar voren en omhelsde haar, en ze omhelsde hem zwakjes terug. Ze was iets kleiner dan hij, op haar pantoffels. Ze was erg mager geworden, te mager, en hij raakte nog meer bezorgd.

Hij ging tegenover haar aan de tafel zitten en bestudeerde haar. Haar haar was schoon, maar het was niet gekamd en het leek alsof ze die pantoffels al dagenlang aanhad. Haar gezicht zag er ingevallen uit, te bleek en veel, veel ouder dan vijf weken geleden toen hij haar voor het laatst gezien had. Ze zag eruit alsof ze door een hel gegaan was. En dat was ook zo. Hij probeerde niet te denken aan wat de laatste moordenaar geprobeerd had haar aan te doen.

Ze wendde haar blik af en ze zaten er in gespannen stilte bij. Bill was er zo zeker van geweest dat hij precies wist hoe hij haar kon opvrolijken, haar kon oppeppen; maar zoals hij daar zat werd hij verteerd door haar verdriet en hij wist niets te zegen. Hij wilde dat ze er sterker uitzag, zoals haar oude zelf.

Hij legde de envelop met het dossier van de nieuwe moordzaak op de grond naast zijn stoel, uit het zicht. Hij wist niet zeker of hij het haar moest laten zien. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat het een vergissing was geweest om hier te komen. Ze had duidelijk meer tijd nodig. Sterker nog, zoals hij haar hier zag, was hij er niet zeker van of zijn partner ooit weer terug zou komen.

“Koffie?” vroeg ze. Hij voelde haar ongemak.

Hij schudde zijn hoofd. Ze was duidelijk kwetsbaar. Toen hij haar in het ziekenhuis bezocht had en zelfs nadat ze thuis was gekomen, had hij voor haar gevreesd. Hij had zich afgevraagd of ze zich ooit zou kunnen losmaken van de pijn en angst die ze had doorstaan, uit de diepten van haar langdurige duisternis. Het was niets voor haar; ze had met elke andere zaak onoverwinnelijk geleken. Maar iets aan die laatste zaak, die laatste moordenaar, was anders geweest. Bill begreep het wel: de man was de meest verwrongen psychopaat die hij ooit was tegengekomen, en dat zei wel iets.

Terwijl hij haar bestudeerde kwam er nog iets in hem op. Ze zag er als haar echte leeftijd uit. Ze was veertig, net zo oud als hij. Maar toen ze nog werkte, levendig en druk, had ze altijd een paar jaar jonger geleken. Nu kwam er wat grijs haren tussen haar donkere haar tevoorschijn. Nou ja, zijn eigen haar verkleurde ook.

Riley riep haar dochter. “April!”

Geen antwoord. Riley riep haar een paar keer, nu luider, totdat ze eindelijk antwoordde.

“Wat?” antwoordde April vanuit de huiskamer en ze klonk behoorlijk geërgerd.

“Hoe laat begint school vandaag?”

“Dat weet je best.”

“Zeg het gewoon, oké?”

“Halfnegen.”

Riley fronste en zag er overstuur uit. Ze keek naar Bill. “Ze is voor Engels gezakt. Te veel lessen gemist. Ik probeer haar te helpen.”

Bill schudde zijn hoofd en begreep het maar al te goed. Het politieleven vroeg te veel offers van hen allemaal en hun gezinnen waren de grootste slachtoffers. “Dat is rot,” zei hij.

Riley haalde haar schouders op. “Ze is veertien. Ze haat me.”

“Dat is waardeloos.”

“Toen ik veertien was haatte ik iedereen,” antwoordde ze. “Jij niet?”

Bill antwoordde niet. Hij kon zich niet voorstellen dat Riley iedereen haatte.

“Wacht maar totdat jouw jongens die leeftijd bereiken,” zei Riley. “Hoe oud zijn ze nu? Ik ben het vergeten.”

“Acht en tien,” antwoordde Bill, en hij glimlachte. “Zoals het nu gaat met Maggie en mij, weet ik niet eens of ik nog in hun leven ben als ze net zo oud zijn als April.”

Riley hield haar hoofd schuin en keek hem bezorgd aan. Hij had die zorgzame blik gemist.

“Is het zo erg?” zei ze.

Hij keek de andere kant op en wilde er niet aan denken.

Er viel een stilte.

“Wat verberg je daar op de grond?” vroeg ze.

Bill keek naar beneden, toen weer op en glimlachte; zelfs zoals ze nu was ontging haar niets.

“Ik verberg niets,” zei Bill. Hij pakte de envelop en legde hem op de tafel. “Gewoon iets waar ik graag met je over wil praten.”

Riley glimlachte breeduit. Het was duidelijk dat ze precies wist waarom hij hier echt was.

“Laat zien,” zei ze, en ze wierp een nerveuze blik naar April. “Kom, we gaan even naar buiten. Ik wil niet dat zij het ziet.”

Riley deed haar pantoffels uit en liep op blote voeten voor Bill uit de tuin in. Ze gingen zitten aan een verweerde houten picknicktafel, die er al lang voordat Riley hier was komen wonen had gestaan. Bill keek om zich heen in de kleine tuin, waar een enkele boom stond. Er was aan alle kanten bos. Het deed hem vergeten dat hij gewoon in de buurt van een stad was. Te afgelegen, dacht hij.

Hij had nooit het gevoel gehad dat deze plek goed voor Riley was. Het kleine boerderijachtige huisje lag dertig kilometer bij de stad vandaan, was vervallen en heel gewoontjes. Het lag aan het eind van een provinciale weg, omgeven door niets dan bossen en weilanden. Niet dat hij dacht dat het stadsleven iets voor haar was. Hij kon zich haar niet voorstellen in een leventje vol cocktailparty’s. Ze kon in elk geval naar Fredericksburg rijden en de trein naar Quantico nemen als ze terug zou komen op het werk. Als ze nog kón werken.

“Laat maar zien,” zei ze.

Hij spreidde de verslagen en foto’s op de tafel uit. “Herinner je de zaak-Daggett nog?” vroeg hij. “Je had gelijk. De moordenaar was nog niet klaar.”

Hij zag haar ogen wagenwijd opengaan toen ze zich over de foto’s boog. Er viel een lange stilte, terwijl ze het dossier intensief bestudeerde. Hij vroeg zich af of ze dit misschien nodig had om terug te komen... of dat het juist een terugval zou veroorzaken.

“Wat denk je ervan?” vroeg hij ten slotte.

Nog een stilte. Ze keek nog steeds niet van het dossier op.

Eindelijk keek ze op en hij schrok toen hij de tranen in haar ogen zag opkomen. Hij had haar nog nooit eerder zien huilen, zelfs niet bij de ergste zaken, dicht bij een lijk. Dit was zeker niet de Riley die hij kende. De moordenaar had iets met haar gedaan, meer dan hij wist.

Ze slikte haar snikken in. “Ik ben bang, Bill,” zei ze. “Ik ben zo bang. De hele tijd. Voor alles.”

Bill voelde zijn hart zinken toen hij haar zo zag. Hij vroeg zich af waar de oude Riley was, de enige op wie hij altijd kon vertrouwen, die sterker was dan hij, de rots waarop hij altijd kon bouwen in moeilijke tijden. Hij miste haar meer dan hij kon zeggen. “Hij is dóód, Riley,” zei hij, en hij probeerde zo zelfverzekerd mogelijk te klinken. “Hij kan je geen kwaad meer doen.”

Ze schudde haar hoofd. “Dat weet je niet.”

“Natuurlijk wel,” antwoordde hij. “Ze hebben zijn lichaam na de explosie gevonden.”

“Ze konden het niet identificeren,” zei ze.

“Je weet dat hij het was.”

Haar hoofd viel voorover en ze bedekte haar gezicht met één hand terwijl ze huilde. Hij pakte haar andere hand over de tafel heen vast. “Dit is een nieuwe zaak,” zei hij. “Het heeft niets te maken met wat er met jou gebeurd is.”

Ze schudde haar hoofd. “Dat doet er niet toe.” Nog steeds huilend reikte ze langzaam omhoog en gaf hem het dossier, en ze keek de andere kant op. “Het spijt me,” zei ze. Ze keek naar beneden en haar handen trilden. “Ik ben bang dat je moet gaan,” voegde ze eraan toe.

Bill was geschokt, verdrietig, en hij pakte het dossier terug. Deze reactie had hij absoluut niet verwacht. Hij bleef even zitten en vocht tegen zijn eigen tranen. Uiteindelijk klopte hij haar vriendelijk op haar hand, stond op en liep door het huis terug. April zat nog steeds in de woonkamer, haar ogen gesloten, haar hoofd meebewegend op haar muziek.



*



Riley zat alleen aan de picknicktafel te huilen nadat Bill weg was. Ik dacht dat ik in orde was, dacht ze. Ze wilde echt in orde zijn, voor Bill. En ze had echt gedacht dat ze het aankon. In de keuken over onbenullige dingen praten was prima gegaan. Daarna waren ze naar buiten gegaan en toen ze het dossier had gezien, had ze nog steeds gedacht dat ze in orde zou zijn. Beter nog zelfs. Ze had zich laten meesleuren. Haar oude passie voor haar werk was weer aangewakkerd, ze wilde weer het veld in. Ze was natuurlijk haar traumatische gedachten aan het wegstoppen: ze zag die bijna identieke moorden als een puzzel die moest worden opgelost, tot bijna het abstracte aan toe, alsof het een intellectueel spelletje was. Dat was ook prima. Haar therapeut had haar gezegd dat ze dat moest doen als ze ooit weer aan het werk wilde.

Maar om een of andere reden was de intellectuele puzzel geworden wat het echt was: een afschuwelijke menselijke tragedie waarbij twee onschuldige vrouwen gestorven waren in een strijd van onmetelijke pijn en verschrikking. En ze vroeg zich plotseling af: was het voor hen net zo erg als voor mij?

Haar lichaam werd nu door paniek en angst overspoeld. En door gГЄne, en schaamte. Bill was haar partner en beste vriend. Ze was hem zoveel verschuldigd. Hij had haar gedurende de laatste weken bijgestaan, toen niemand anders dat deed. Ze zou haar tijd in het ziekenhuis niet zonder hem hebben overleefd. Het laatste dat ze wilde was dat hij zag hoe ze tot een hulpeloos hoopje was gereduceerd.

Ze hoorde April bij de achterdeur schreeuwen. “Mam, we moeten nu eten, of ik kom te laat.”

Ze voelde de drang om terug te schreeuwen: maak je eigen ontbijt maar! Maar ze deed het niet. Ze was al heel lang uitgeput van de strijd met April. Ze had het gevecht opgegeven.

Ze stond op van de tafel en liep terug naar de keuken. Ze trok een stuk papier van de keukenrol om haar tranen af te vegen en haar neus te snuiten. Toen raapte ze zichzelf bij elkaar om te gaan koken. Ze probeerde aan de woorden van haar therapeut te denken: zelfs routineklusjes zullen veel moeite kosten, voor een tijdje tenminste. Ze moest eraan wennen om de dingen stapje voor stapje te doen.

Eerst moest ze dingen uit de koelkast pakken: de doos met eieren, het pakje bacon, de botervloot, de jampot, want April hield van jam, zijzelf niet. En zo ging het door totdat ze zes plakken bacon in een pan op het gasfornuis had gelegd en ze het gas onder de pan aanstak.

Bij het aanzicht van de geel-blauwe vlam wankelde ze achteruit. Ze sloot haar ogen en het kwam weer allemaal terug.



Riley lag in een nauwe kruipruimte, onder een huis, in een kleine zelfgemaakte kooi. De gasbrander was het enige licht dat ze zag. De rest van de tijd bracht ze in complete duisternis door. De vloer van de kruipruimte was aarde. De planken van de vloer boven haar waren zo laag dat ze zelfs amper kon hurken.

De duisternis was compleet, zelfs wanneer hij een kleine deur opende en bij haar in de kruipruimte kroop. Ze kon hem niet zien, maar ze hoorde hem ademen en grommen. Hij opende de kooi en klom naar binnen.

En dan stak hij die gasbrander aan. Ze kon zijn wrede en lelijke gezicht bij het licht zien. Hij treiterde haar met een bord schamel eten. Als ze ernaar reikte, haalde hij met de vlam naar haar uit. Ze kon niet eten zonder zich te branden...



Ze opende haar ogen. De beelden waren minder levendig met haar ogen open, maar ze kon de stroom aan herinneringen niet van zich afschudden. Ze ging automatisch verder met het maken van het ontbijt, haar hele lichaam zinderde van de adrenaline. Ze was net de tafel aan het dekken toen ze haar dochter weer hoorde roepen.

“Mam, hoe lang duurt het nog?”

Ze schrok op en het bord gleed uit haar handen en viel in stukken op de grond.

“Wat is er gebeurd?” riep April, die ineens tevoorschijn kwam.

“Niets,” zei Riley.

Ze ruimte de rotzooi op en terwijl zij en April samen zaten te eten, was de stille vijandigheid zoals gewoonlijk voelbaar. Riley wilde de cyclus doorbreken, tot April doordringen, tegen haar zeggen: April, ik ben het, je moeder, en ik hou van je. Maar dat had ze al zo vaak geprobeerd en het had het alleen maar erger gemaakt. Haar dochter haatte haar en ze begreep niet waarom, of hoe ze die haat moest wegnemen.

“Wat ga je vandaag doen?” vroeg ze aan April.

“Wat denk je?” snauwde April. “Naar school.”

“Ik bedoel daarna,” zei Riley, ze hield haar stem rustig, meelevend. “Ik ben je moeder. Ik wil het weten. Dat is normaal.”

“Niets in ons leven is normaal.”

Ze aten in stilte door.

“Je vertelt me nooit iets,” zei Riley.

“Jij mij ook niet.”

Dat liet alle hoop op een gesprek varen.

Dat is waar, dacht Riley bitter. Er zat meer waarheid in die uitspraak dan April besefte. Riley had haar nooit over haar werk verteld, haar zaken; ze had haar nooit over haar gevangenschap verteld, of haar tijd in het ziekenhuis, of waarom ze nu �vakantie’ had. Het enige wat April wist was dat ze gedurende een groot deel van die tijd bij haar vader moest wonen en ze haatte hem nog meer dan dat ze Riley haatte. Maar hoe graag ze het haar ook wilde vertellen, Riley dacht dat het beter was als April geen idee had van wat haar moeder had moeten doorstaan.

Riley kleedde zich aan en reed April naar school. Gedurende de hele rit spraken ze geen woord met elkaar. Toen ze April uit de auto liet stappen, riep ze haar na: “Ik zie je vanavond om tien uur.”

April wuifde achteloos terwijl ze wegliep.

Riley reed naar een koffietentje in de buurt. Dat was een gewoonte geworden. Ze vond het moeilijk om in het openbaar te zijn en ze wist dat dit precies was wat ze moest doen. Het koffietentje was klein en nooit druk, zelfs op ochtenden als deze, dus ze vond het relatief veilig.

Terwijl ze daar zat en kleine slokjes van haar cappuccino nam, dacht ze weer aan Bills smeekbede. Het was al zes weken geleden, verdomme. Dit moest veranderen. ZГ­j moest veranderen. Maar ze wist niet hoe ze dat moest doen.

Er vormde zich een idee. Ze wist opeens precies wat ze eerst moest doen.




Hoofdstuk 4


De witte vlam van de gasbrander zwaaide voor Riley heen en weer. Ze moest steeds wegduiken om de vlam te ontwijken en zich niet te branden. Ze werd verblind door het licht en kon zelfs het gezicht van haar ontvoerder niet zien. Terwijl de brander heen en weer zwaaide, leek het alsof het ding een spoor in de lucht achterliet.

“Stop daarmee!” schreeuwde ze. “Stop!”

Haar stem was rauw en schor van het schreeuwen. Ze vroeg zich af waarom ze de moeite nam. Ze wist dat hij niet zou stoppen met haar martelen totdat ze dood was.

Op dat moment hief hij een luchthoorn en blies in haar oor.



Een auto toeterde. Riley kwam met een schok terug in het heden en zag dat het verkeerslicht bij het kruispunt op groen was gesprongen. Een rij auto’s wachtte achter haar en ze trapte het gas in.

Met klamme handen duwde Riley de herinneringen weg uit haar gedachten en concentreerde zich op waar ze was. Ze ging Marie Sayles bezoeken, de enige andere overlevende van het onuitsprekelijke sadisme van haar bijna-moordenaar. Ze was boos op zichzelf omdat ze het toeliet dat de flashbacks haar overdonderden. Het was haar gelukt om haar gedachten al anderhalf uur bij het verkeer te houden en ze vond dat ze het heel goed deed.

Riley reed Georgetown binnen, langs exclusieve victoriaanse huizen, en parkeerde bij het adres dat Marie haar telefonisch had doorgegeven: een rood, bakstenen herenhuis met een fraaie erker. Ze bleef nog even in de auto zitten, in tweestrijd of ze wel naar binnen zou gaan. Ze schraapte haar moed bij elkaar.

Uiteindelijk stapte ze uit. Terwijl ze de traptreden op liep, was ze blij te zien dat Marie haar bij de deur stond op te wachten, somber maar elegant gekleed. Marie glimlachte zwakjes; haar gezicht zag er moe en getekend uit. Afgaande op de kringen onder haar ogen was Riley er behoorlijk zeker van dat ze gehuild had. Dat was geen verrassing. Zij en Marie hadden elkaar wekenlang veel gezien tijdens hun videochats en er was niet veel wat ze voor elkaar konden verbergen.

Toen ze elkaar omhelsden, merkte Riley meteen dat Marie niet zo lang en stevig was als ze verwacht had. Zelfs op hoge hakken was Marie een stuk kleiner dan Riley, haar postuur smal en tenger. Dat verraste Riley. Zij en Marie hadden veel gepraat, maar ze ontmoetten elkaar nu voor het eerst persoonlijk. De tengerheid van Marie leek haar nog moediger te maken vanwege wat ze had doorgemaakt.

Riley nam de omgeving in zich op terwijl zij en Marie naar de eetkamer liepen. De ruimte was onberispelijk schoon en smaakvol ingericht. Normaliter zou het een vrolijk huis voor een succesvolle, alleenstaande vrouw zijn. Maar Marie hield alle gordijnen dicht en de verlichting gedimd. De sfeer was merkwaardig benauwend. Riley wilde het niet toegeven, maar het deed haar aan haar eigen huis denken.

Marie had een lichte lunch klaarstaan op de eetkamertafel, en zij en Riley gingen zitten. Er hing een pijnlijke stilte. Riley voelde dat ze zweette en ze wist niet waarom. Nu ze Marie zag, kwam het allemaal weer terug.

“Nou... Hoe voelde het?” vroeg Marie voorzichtig. “Om naar buiten te gaan?”

Riley glimlachte. Marie wist beter dan wie dan ook hoeveel moeite de rit van vandaag haar had gekost. “Redelijk goed,” zei Riley. “Behóórlijk goed, eigenlijk. Ik had maar één slecht moment.”

Marie knikte. Het was duidelijk dat ze het begreep. “Nou, je hebt het gedaan,” zei Marie. “En dat was moedig.”

Moedig, dacht Riley. Zo zou ze zichzelf niet omschreven hebben. Misschien ooit, toen ze nog actief als agent aan het werk was. Zou ze zichzelf ooit weer zo omschrijven?

“En jij?” vroeg Riley. “Hoe vaak kom jij buiten?”

Marie werd stil.

“Je komt helemaal je huis niet uit, hè?” vroeg Riley.

Marie schudde haar hoofd.

Riley reikte naar voren en pakte meelevend haar pols vast. “Marie, je moet het proberen,” drong ze aan. “Als je op deze manier binnen blijft, is het net alsof hij je nog steeds gevangenhoudt.”

Er kwam een snik uit Maries keel.

“Het spijt me,” zei Riley.

“Het geeft niet. Je hebt gelijk.”

Riley keek naar Marie terwijl ze een tijdje zwijgend aten. Ze wilde graag denken dat het goed ging met Marie, maar ze moest toegeven dat ze er verontrustend kwetsbaar uitzag. Hierdoor vreesde ze ook voor zichzelf: zag zij er ook zo slecht uit?

Riley vroeg zich af of het goed was voor Marie dat ze alleen woonde. Zou het beter met haar gaan als ze een man of vriend had? Toen vroeg ze zich dat ook over zichzelf af. Maar ze wist dat het antwoord waarschijnlijk nee was voor hen beiden. Ze waren allebei emotioneel niet in staat om een langdurige relatie te onderhouden. Het zou alleen maar een tijdelijk steuntje in de rug zijn.

“Heb ik je eigenlijk ooit bedankt?” vroeg Marie na een tijdje, waarmee ze de stilte verbrak.

Riley glimlachte. Ze wist heel goed dat Marie doelde op het feit dat ze haar gered had. “Heel vaak,” zei Riley. “En dat is niet nodig. Echt.”

Marie prikte met een vork in haar eten. “Heb ik ooit gezegd dat het me spijt?”

Riley was verrast. “Spijt? Hoezo?”

Marie sprak moeizaam. “Als je mij daar niet uit had gehaald, zou jij niet gepakt zijn.”

Riley kneep zachtjes in de hand van Marie. “Marie, ik deed gewoon mijn werk. Je mag je niet schuldig voelen over iets wat niet jouw fout was. Je hebt al genoeg om te verwerken.”

Marie knikte bevestigend. “Alleen al uit bed komen is iedere dag een uitdaging,” gaf ze toe. “Ik denk dat je wel gezien hebt dat ik alles donker hou. Fel licht doet me aan die gasbrander van hem denken. Ik kan niet eens televisie kijken, of naar muziek luisteren. Ik ben bang dat iets me besluipt en ik het niet hoor. Ik raak van elk geluid in paniek.” Marie begon nu stilletjes te snikken. “Ik zal de wereld nooit meer hetzelfde zien. Nooit meer. Er is zoveel kwaad, overal om ons heen. Ik had er geen idee van. Mensen zijn tot zulke afschuwelijke dingen in staat. Ik weet niet hoe ik ooit weer mensen zal vertrouwen.”

Terwijl Marie huilde, wilde Riley haar geruststellen, haar vertellen dat ze ernaast zat. Maar een deel van Riley was er niet zeker van of dat wel zo was.

Uiteindelijk keek Marie haar aan. “Waarom ben je vandaag hierheen gekomen?” vroeg ze op de man af.

Riley werd door haar directheid overrompeld, en door het feit dat ze het eigenlijk zelf niet echt wist. “Ik weet niet,” zei ze. “Ik wilde je gewoon opzoeken. Kijken hoe het met je gaat.”

“Er is nog iets,” zei Marie, en ze kneep haar ogen samen met een griezelige waarneming.

Misschien had ze gelijk, dacht Riley. Riley dacht aan het bezoekje van Bill en ze besefte dat ze hier inderdaad vanwege de nieuwe zaak was gekomen. Wat wilde ze van Marie? Advies? Toestemming? Aanmoediging? Geruststelling? Een deel van haar wilde dat Marie tegen haar zei dat ze gek was. Dan hoefde ze niets te doen en kon ze Bill vergeten. Maar misschien was er een ander deel van haar dat wilde dat Marie haar zou aansporen om het te doen.

Riley zuchtte. “Er is een nieuwe zaak,” zei ze. “Nou ja, niet een níéuwe zaak. Maar een oude zaak die nooit is opgelost.”

Marie’s uitdrukking werd gespannen en ernstig.

Riley slikte.

“En je komt vragen of je het moet doen?” vroeg Marie.

Riley haalde haar schouders op. Maar ze keek ook op en zocht in de ogen van Marie naar geruststelling, aanmoediging. En op dat ogenblik besefte ze dat dat precies was wat ze hier hoopte te vinden.

Maar tot haar teleurstelling liet Marie haar blik zakken en schudde ze langzaam haar hoofd. Riley bleef op antwoord wachten, maar in plaats daarvan volgde er een eindeloze stilte. Riley voelde dat er een specifieke angst in Marie rondwaarde.

In de stilte keek Riley het appartement rond en haar blik viel op de huistelefoon van Marie. Ze was verbaasd toen ze zag dat deze niet aangesloten was. “Wat is er met je telefoon?” vroeg Riley.

Marie keek nu beslist getroffen en Riley wist dat ze een echte zenuw geraakt had.

“Hij blijft me bellen,” fluisterde Marie bijna onhoorbaar.

“Wie?”

“Peterson.”

Rileys hart zat in haar keel. “Peterson is dood,” antwoordde ze met trillende stem. “Ik heb de boel daar in brand gestoken. Ze hebben zijn lichaam gevonden.”

Marie schudde haar hoofd. “Degene die ze vonden had iedereen wel kunnen zijn. Het was hem niet.”

Riley werd overspoeld door een golf van paniek. Haar eigen ergste angsten kwamen weer aan de oppervlakte. “Iedereen zei dat hij het was,” zei Riley.

“En jij gelooft dat echt?”

Riley wist niet wat ze moest zeggen. Het was niet het juiste moment om haar eigen angsten aan Marie toe te vertrouwen. Tenslotte had Marie waarschijnlijk waanvoorstellingen. Maar hoe kon Riley haar overtuigen van iets wat ze zelf niet helemaal geloofde?

“Hij blijft bellen,” zei Marie weer. “Hij belt en ademt en hangt op. Ik weet dat hij het is. Hij leeft. Hij stalkt me nog steeds.”

Riley voelde een koude, griezelige angst. “Het is waarschijnlijk gewoon een of andere hijger,” zei ze, terwijl ze deed alsof ze kalm was. “Maar ik kan vragen of het Bureau het uitzoekt. Ik kan ervoor zorgen dat ze een surveillanceauto sturen als je bang bent. Ze kunnen de telefoontjes traceren.”

“Nee!” zei Marie scherp. “Nee!”

Riley staarde haar verward aan. “Waarom niet?” vroeg ze.

“Ik wil hem niet kwaad maken,” fluisterde Marie.

Riley was overdonderd en voelde een paniekaanval opkomen. Ze besefte plotseling dat het helemaal geen goed idee was geweest om hier te komen. Sterker nog, ze voelde zich slechter dan eerst. Ze wist dat ze geen moment langer in deze beklemmende eetkamer kon zitten. “Ik moet gaan,” zei Riley. “Het spijt me. Mijn dochter wacht.”

Plotseling greep Marie met verrassend veel kracht Rileys pols vast. Haar nagels begroeven zich in Rileys huid.

Ze staarde terug, met zoveel intensiteit in haar ijzig blauwe ogen dat het Riley beangstigde. Die achtervolgende blik brandde zich diep in haar ziel.

“Neem die zaak aan,” drong Marie aan.

Riley zag in haar ogen dat Marie de nieuwe zaak en Peterson door elkaar haalde, ze voegde ze samen tot één.

“Zorg dat je die klootzak vindt,” voegde ze eraan toe. “En dood hem voor mij.”




Hoofdstuk 5


De man bleef op korte, maar discrete afstand van de vrouw. Hij keek slechts vluchtig haar kant op. Hij legde voor de vorm een paar spullen in zijn mandje, zodat het leek alsof hij gewoon een klant was. Hij feliciteerde zichzelf met hoe onopvallend hij kon zijn. Niemand kon zijn echte macht raden.

Maar hij was nooit het soort man geweest dat veel aandacht trok. Als kind had hij zich nagenoeg onzichtbaar gevoeld. Nu, na al die tijd, kon hij zijn eigen onbeduidendheid in zijn voordeel gebruiken.

Een paar tellen geleden had hij pal naast haar gestaan, iets meer dan een halve meter bij haar vandaan. Ze was zo druk bezig geweest met shampoo uitzoeken dat ze hem niet eens opgemerkt had.

Hij wist genoeg over haar. Hij wist dat ze Cindy heette; dat haar man een kunstgalerie bezat; dat zij in een kliniek voor gratis medische hulp werkte. Vandaag was een van haar vrije dagen. Nu stond ze met iemand te bellen; haar zus, zo te horen. Ze lachte om iets wat diegene tegen haar zei. Hij kleurde rood van woede en vroeg zich af of ze om hem lachte, net zoals alle meisjes vroeger deden. Zijn woede werd erger.

Cindy droeg een korte broek, een topje en duur uitziende hardloopschoenen. Hij had haar vanuit zijn auto bekeken terwijl ze aan het joggen was en wachtte totdat ze klaar was met rennen en naar de supermarkt ging. Hij kende haar gewoonten op een vrije dag als deze. Ze nam de boodschappen mee naar huis, ruimde ze op, nam een douche en ging daarna met haar man lunchen.

Ze had haar goede figuur voornamelijk te danken aan haar training. Ze was niet ouder dan dertig, maar de huid bij haar dijen was niet strak meer. Ze was waarschijnlijk ooit veel afgevallen, misschien nog niet zo lang geleden. Daar was ze vast en zeker trots op.

Plotseling liep de vrouw naar de dichtstbijzijnde kassa. Dat verraste de man. Ze was eerder klaar met winkelen dan normaal. Hij ging snel achter haar in de rij staan en duwde bijna een andere klant uit de weg. Hij berispte zichzelf in stilte.

Terwijl de caissiГЁre met de boodschappen van de vrouw bezig was, schoof hij naar voren en stond extreem dicht bij haar; dichtbij genoeg om haar lichaamsgeur te ruiken, nu zweterig en scherp na haar intensieve hardlopen. Het was een geur die hij binnenkort verwachtte veel, veel beter te leren kennen. Maar dan zou de geur met een ander luchtje vermengd zijn; een luchtje dat hem fascineerde vanwege de eigenaardigheid en mysterieusheid ervan.

De geur van pijn en verschrikking.

Heel even voelde de belager zich opgewonden, zelfs aangenaam licht in zijn hoofd, met verlangende verwachting.

Nadat ze haar boodschappen betaald had, duwde ze haar karretje door de automatische glazen deuren de parkeerplaats op.

Hij had geen haast om zijn eigen boodschappen te betalen. Hij hoefde haar niet naar huis te volgen. Hij was daar al geweest, was zelfs Г­n haar huis geweest. Hij had zelfs haar kleren aangeraakt. Hij zou weer aan zijn surveillance beginnen als ze klaar was met werken.

Het zal nu niet lang meer duren, dacht hij. Helemaal niet lang meer.



*



Nadat Cindy MacKinnon in haar auto gestapt was, bleef ze even zitten. Ze trilde en wist niet waarom. Ze dacht weer aan het eigenaardige gevoel dat ze zojuist in de supermarkt had. Het was het griezelige, irrationele gevoel dat ze bekeken werd. Maar het was meer dan dat. Het duurde even voordat ze haar vinger erop kon leggen.

Eindelijk besefte ze dat het een gevoel was dat iemand haar kwaad wilde doen.

Ze trilde hevig. Gedurende de afgelopen paar dagen had ze dat gevoel nu en dan. Ze vermande zichzelf, ervan overtuigd dat het compleet ongegrond was. Ze schudde alle restjes van dat gevoel van zich af. Terwijl ze haar auto startte, dwong ze zichzelf om aan iets anders te denken. Ze glimlachte toen ze terugdacht aan haar gesprek met haar zus, Becky. Later in de middag zou Cindy haar helpen met het grote verjaardagsfeest van haar driejarige dochtertje, compleet met gebak en ballonnen.

Het zou een prachtige dag worden, dacht ze.




Hoofdstuk 6


Riley zat naast Bill in de SUV, en terwijl hij schakelde om het voertuig met vierwielaandrijving verder de heuvels op te rijden, veegde ze haar handpalmen aan haar broek af. Ze wist niet wat ze van dat zweten moest denken en ze wist niet wat ze ervan moest denken waarom ze hier waren. Na zes weken niet werken, wist ze niet meer wat haar lichaam haar vertelde. Het voelde onwerkelijk om terug te zijn.

Riley was ongerust over de ongemakkelijke spanning. Zij en Bill hadden nauwelijks gesproken tijdens de rit, die ruim een uur duurde. Hun oude kameraadschap, hun speelsheid, hun buitengewone verstandhouding: daar was nu niets van te bespeuren. Riley wist bijna zeker waarom Bill zo terughoudend was. Niet omdat hij ongemanierd was, maar hij was bezorgd. Hij had kennelijk ook zijn twijfels of ze wel alweer aan het werk zou moeten zijn.

Ze reden naar Mosby State Park. Bill had haar verteld dat daar het meest recente moordslachtoffer gevonden was. Onderweg nam Riley de geografie om haar heen in zich op en langzaam kwam haar oude gevoel van professionaliteit terug. Ze wist dat ze zichzelf tot de orde moest roepen.

Zorg dat je die klootzak vindt en dood hem voor mij.

De woorden van Marie achtervolgden haar en spoorden haar aan. Ze maakten haar beslissing eenvoudig.

Maar niets leek eenvoudig op dit moment. Ten eerste maakte ze zich zorgen over April. Haar naar het huis van haar vader sturen was voor geen van hen ideaal. Maar vandaag was het zaterdag en Riley wilde niet tot maandag wachten om de plaats delict te zien.

De stilte deed haar angst groeien en ze had een wanhopige behoefte om te praten. Ze pijnigde haar hersenen op zoek naar iets om te zeggen. Ten slotte zei ze: “Ga je me nog vertellen wat er tussen jou en Maggie aan de hand is?”

Bill keek haar verrast aan, en ze wist niet zeker of dat kwam doordat ze de stilte verbrak of vanwege haar botte vraag. Wat de reden ook was, ze had er meteen spijt van. Mensen zeiden vaak tegen haar dat haar botheid onprettig was. Het was nooit haar bedoeling om bot te zijn; ze wilde gewoon geen tijd verdoen.

Bill ademde uit. “Ze denkt dat ik vreemdga.”

Riley voelde een schok van verbazing. “Wát?”

“Met mijn werk,” zei Bill en hij lachte een beetje zuur. “Ze denkt dat ik met mijn werk vreemdga. Ze denkt dat ik meer van dit alles hou dan van haar. Ik blijf haar vertellen dat ze niet zo gek moet doen. Maar goed, ik kan er niet mee stoppen; met mijn werk niet, in elk geval.”

Riley schudde haar hoofd. “Klinkt net als Ryan. Hij was vreselijk jaloers toen we nog samen waren.”

Ze stopte even voordat ze Bill de hele waarheid zou vertellen. Haar ex-man was niet jaloers geweest op Rileys werk. Hij was jaloers geweest op Bill. Ze had zich vaak afgevraagd of Ryans jaloezie gegrond was. Ondanks de ongemakkelijkheid van vandaag voelde het ontzettend goed om gewoon bij Bill in de buurt te zijn. Was dat gevoel alleen maar professioneel?

“Ik hoop niet dat deze trip voor niets is,” zei Bill. “De plaats delict is al opgeruimd.”

“Dat weet ik. Ik wil het gewoon met eigen ogen zien. Foto’s en verslagen zijn niet genoeg voor mij.”

Riley begon zich een beetje duizelig te voelen. Ze was er zeker van dat het door de hoogte kwam, omdat ze nog steeds stegen. Verwachting had er ook wat mee te maken. Haar handpalmen zweetten nog steeds. “Hoe ver is het nog?” vroeg ze, terwijl ze het woud dichter zag worden en het terrein steeds meer afgelegen werd.

“Niet ver meer.”

Een paar minuten later reed Bill van de weg af in de richting van een paar grove bandensporen. De auto hobbelde door de sporen en kwam na ongeveer vijfhonderd meter in het dichte woud tot stilstand. Hij zette de motor uit, draaide zich naar Riley om en keek haar bezorgd aan. “Weet je zeker dat je dit wilt doen?” vroeg hij.

Ze wist precies wat hem zorgen baarde. Hij was bang dat ze flashbacks van haar traumatische gevangenschap zou krijgen. Het maakte niet uit dat dit een totaal andere zaak was, met een andere moordenaar.

Ze knikte. “Ik weet het zeker,” zei ze, allesbehalve overtuigd van wat ze zei. Ze stapte uit en liep achter Bill aan, van de weg af en over een smal begroeid pad door het bos. Ze hoorde het kabbelen van een beekje ergens vlakbij. Terwijl het gewas dikker werd, moest ze zich onder laaghangende takken door wurmen en kleverige kleine klissen plakten aan haar broek. Ze ergerde zich bij het idee dat ze die er straks af moest plukken.

Eindelijk kwamen zij en Bill bij de oever tevoorschijn. Riley was meteen onder de indruk van hoe mooi deze plek was. Het zonlicht viel door de bladeren heen en belichtte het kabbelende water met een caleidoscopisch licht. Het regelmatige gekabbel van de stroom was rustgevend. Het was vreemd om te bedenken dat dit een afschuwelijke plaats delict was.

“Ze is hier gevonden,” zei Bill, terwijl hij haar naar een breed, plat rotsblok leidde.

Toen ze daar stonden, keek Riley om zich heen en ademde diep in. Ja, ze had er goed aan gedaan om hier te komen. Ze voelde het.

“De foto’s?” vroeg Riley.

Ze hurkte naast Bill op het rotsblok neer en ze bladerden door een map vol met foto’s die genomen waren vlak nadat het lichaam van Reba Frye gevonden was. Een andere map zat vol met verslagen en foto’s van de moord die zij en Bill zes maanden geleden onderzocht hadden; de moord die ze niet opgelost hadden.

Door die foto’s kwamen de herinneringen aan de eerste moord levendig terug. Het bracht haar meteen terug naar het platteland bij Daggett. Ze dacht aan hoe Rogers op een vergelijkbare manier tegen een boom aan was geplaatst.

“Lijkt veel op onze oude zaak,” merkte Riley op. “Beide vrouwen in de dertig, allebei met kleine kinderen. Dat lijkt bij zijn werkwijze te horen. Hij heeft het op moeders voorzien. We moeten navraag doen bij oudergroepen, uitzoeken of er enig verband tussen de twee vrouwen bestaat, of tussen hun kinderen.”

“Ik zal er iemand op zetten,” zei Bill. Hij maakte nu aantekeningen.

Riley ging verder met de verslagen en de foto’s bekijken, en ze vergeleek ze met de daadwerkelijke plek. “Dezelfde wurgmethode, met een roze lint,” viel haar op. “Een andere pruik en hetzelfde soort neproos voor het lichaam.” Riley hield twee foto’s naast elkaar omhoog. “Ook de ogen zijn open genaaid,” zei ze. “Als ik het me goed herinner, zei de forensische recherche dat de ogen van Rogers ná de dood open genaaid waren. Was dat ook zo bij Frye?”

“Ja, ik denk dat het zijn bedoeling was dat ze hem zelfs nadat ze dood waren nog konden zien.”

Ineens voelde Riley een rilling over haar rug lopen. Ze was dat gevoel bijna vergeten. Ze kreeg dat altijd als ze op het punt stond een zaak te begrijpen en het gevoel had dat alle puzzelstukjes in elkaar pasten. Ze wist niet of ze zich hierdoor aangemoedigd of bang moest voelen. “Nee,” zei ze. “Dat is het niet. Het maakte hem niets uit of de vrouwen hem konden zien.”

“Maar waarom heeft hij het dan gedaan?”

Riley antwoordde niet. Er begonnen allemaal ideeГ«n bij haar op te borrelen. Ze was opgewonden. Maar ze was er nog niet klaar voor om het in woorden uit te drukken, zelfs niet voor zichzelf.

Ze legde foto’s in paren naast elkaar op het rotsblok en wees Bill op details. “Ze zijn níét precies hetzelfde,” zei ze. “Het lichaam in Daggett was niet zo zorgvuldig gepositioneerd. Hij heeft geprobeerd dat lichaam te verplaatsen toen het al stijf was. Ik denk dat hij haar dit keer hierheen gebracht heeft vóórdat de lijkstijfheid intrad. Anders had hij haar niet zo...”

Ze onderdrukte de drang om de zin te laten eindigen met “mooi neergezet”. Toen besefte ze dat “mooi” precies het woord was dat ze gebruikt zou hebben in de periode vóór haar gevangenschap en marteling. Ja, ze kwam er weer in en ze voelde dezelfde duistere obsessie vanbinnen groeien. Er zou al snel geen weg meer terug zijn. Maar was dat goed of niet?

“Wat is dat in Fryes ogen?” vroeg ze en ze wees naar een foto. “Dat blauw ziet er onnatuurlijk uit.”

“Contactlenzen,” antwoordde Bil.

De rilling over Rileys rug werd sterker. Het lijk van Eileen Rogers had geen contactlenzen gehad. Dat was een belangrijk verschil. “En die glans op haar huid?” vroeg ze.

“Vaseline,” zei Bill.

Nog een belangrijk verschil. Ze voelde dat haar ingevingen met een adembenemende snelheid op zijn plek vielen. “Wat zeiden de forensisch rechercheurs over de pruik?” vroeg ze aan Bill.

“Nog niets, behalve dat die is samengesteld uit stukken van goedkope pruiken.”

Rileys opwinding groeide. Bij de laatste moord had de moordenaar een eenvoudige, hele pruik gebruikt, niet iets wat aan elkaar geknutseld was. Net als de roos was de pruik zo goedkoop geweest dat de onderzoekers niet hadden kunnen achterhalen waar hij vandaan kwam. Riley voelde dat de puzzelstukjes samenvielen; niet de hele puzzel, maar een groot deel ervan. “Wat is de forensische recherche met deze pruik van plan?” vroeg ze.

“Hetzelfde als de vorige keer: de vezels nagaan, proberen om via pruikenhandels te traceren waar hij vandaan komt.”

Geschrokken door de krachtige zekerheid in haar eigen stem zei Riley: “Ze verdoen hun tijd.”

Bill keek haar aan en was duidelijk overrompeld. “Waarom?”

Ze voelde de bekende ongeduldigheid met Bill die ze altijd voelde wanneer ze twee stappen sneller dacht dan hij. “Kijk naar het beeld dat hij ons wil laten zien. Blauwe contactlenzen geven de ogen de uitstraling alsof ze niet echt zijn. Oogleden open genaaid, zodat de ogen wagenwijd open blijven. Het lichaam overeind gezet, de benen op een rare manier uitgespreid. Vaseline om de huid op plastic te laten lijken. Een pruik die uit stukjes kleine pruiken is samengesteld; geen menselijke pruiken, maar póppenpruiken. Hij wilde dat beide slachtoffers er als poppen uitzagen, ze zijn als naakte poppen tentoongesteld.”

“Jezus,” zei Bill, en hij maakte koortsachtig aantekeningen. “Waarom hebben we dit de vorige keer niet gezien, in Daggett?”

Het antwoord leek zo klaar als een klontje voor Riley, die een ongeduldige kreun onderdrukte. “Hij was er toen nog niet goed genoeg in,” zei ze. “Hij was nog aan het uitvogelen hoe hij de boodschap moest overbrengen. Hij leert al doende.”

Bill keek van zijn notitieblok op en schudde vol bewondering zijn hoofd. “Verdomme, ik heb je gemist.”

Hoezeer ze het compliment ook waardeerde, Riley wist dat er een nog groter besef aan zat te komen. En ze wist door jarenlange ervaring dat het niet geforceerd kon worden. Ze moest zich gewoon ontspannen en het tot haar laten komen. Ze hurkte stil op het rotsblok neer en wachtte tot het gebeurde. Terwijl ze wachtte plukte ze aan de kleine klissen op haar broek. Verdomd irritant, dacht ze.

Plotseling viel haar blik op het oppervlak van het gesteente onder haar voeten. Er lagen nog meer kleine klissen, sommige heel en andere in stukjes gebroken, tussen de klissen die zij van haar broek plukte. “Bill,” zei ze, en haar stem trilde van opwinding, “lagen deze kleine klissen hier al toen je het lichaam vond?”

Bill haalde zijn schouders op. “Dat weet ik niet.”

Haar handen trilden en zweetten meer dan ooit. Ze greep een stapel foto’s en bladerde er doorheen totdat ze een vooraanzicht van het lijk vond. Daar, tussen de gespreide benen en rondom de roos, lag een groepje kleine vlekjes. Dat waren klissen; dezelfde soort klissen die ze zojuist gevonden had. Maar niemand had gedacht dat ze belangrijk waren. En niemand had zelfs de moeite genomen om ze weg te vegen nadat de plaats delict was opgeruimd.

Riley sloot haar ogen en liet haar verbeelding de vrije loop gaan. Ze voelde zich licht in haar hoofd, duizelig zelfs. Het was een gevoel dat ze maar al te goed kende: een gevoel alsof ze in een afgrond viel, in een afschuwelijk zwarte leegte, in het kwaadaardig hoofd van de moordenaar. Ze stapte in zijn schoenen, in zijn ervaring. Het was een gevaarlijke en beangstigende plek. Maar ze hoorde daar, nu in elk geval wel. Ze omarmde het.

Ze voelde het zelfvertrouwen van de moordenaar terwijl hij het lichaam over het pad naar de beek sleepte. Hij was er absoluut zeker van dat hij niet gepakt zou worden, hij had helemaal geen haast. Hij zou zelfs wel kunnen neuriГ«n of fluiten. Ze voelde zijn geduld, zijn vakmanschap en bekwaamheid, terwijl hij het lijk op het rotsblok neerlegde.

En ze kon het afgrijselijke tafereel via zijn ogen zien. Ze voelde zijn intense tevredenheid over de goede uitvoering; hetzelfde warme gevoel van voldoening dat zij altijd had als ze een zaak had opgelost. Hij had op deze rots gehurkt en even gepauzeerd – of zolang als hij wilde – om zijn eigen werk te bewonderen.

En terwijl hij dat deed, had hij de klissen van zijn broek geplukt. Hij had de tijd genomen. Hij had niet de moeite genomen om ermee te wachten totdat hij weg en veilig was. En ze hoorde hem bijna haar eigen woorden letterlijk hardop zeggen.

Verdomd irritant.

Ja, hij had zelfs de tijd genomen om de klissen van zijn broek te plukken.

Riley ademde scherp in en haar ogen sprongen open. Ze voelde de klis in haar eigen hand en merkte hoe stekelig hij was. Scherp genoeg om wondjes te veroorzaken. “Verzamel die klissen,” beval ze. “We kunnen er misschien een klein beetje DNA op vinden.”

Bills ogen gingen wagenwijd open en hij pakte meteen een zakje en een pincet. Terwijl hij bezig was, werkte haar brein op volle toeren. Ze was nog niet klaar. “We hebben het al die tijd verkeerd gehad,” zei ze. “Dit is niet zijn tweede moord. Het is zijn derde.”

Bill stopte en keek duidelijk stomverbaasd op. “Hoe weet je dat?” vroeg hij.

Rileys hele lichaam verstrakte, terwijl ze haar getril onder controle probeerde te houden. “Hij is te goed geworden. Zijn leertijd is voorbij. Hij is nu ervaren. En hij is pas net begonnen. Hij hóúdt van zijn werk. Nee, dit is minstens de derde keer.” Rileys keel kneep samen en ze slikte moeizaam.

“En de volgende zal niet lang op zich laten wachten.”




Hoofdstuk 7


Bill was omgeven door een zee van blauwe ogen, maar ze waren niet echt. Normaal had hij geen last van nachtmerries over zijn zaken, en dat had hij nu ook niet, maar het voelde wel zo. Hier, midden in de poppenwinkel, waren er gewoon overal kleine blauwe ogen, allemaal wagenwijd open, fonkelend en alert.

De kleine robijnrode lippen van de poppen, de meeste glimlachend, waren ook verontrustend. Net als al het zorgvuldig gekamde nephaar, stijf en bewegingloos. Terwijl hij al deze details in zich opnam, vroeg hij zich af hoe hij de bedoeling van de moordenaar gemist kon hebben: om zijn slachtoffers er zo goed mogelijk als poppen uit te laten zien. Riley was ervoor nodig geweest om dat verband te leggen. Goddank is ze terug, dacht hij.

Toch kon Bill er niets aan doen dat hij zich zorgen maakte over haar. Bij Mosby Park was hij verblind geweest door haar briljante werk. Maar achteraf, toen hij haar naar huis bracht, had ze er uitgeput en ontmoedigd uitgezien. Gedurende de hele rit had ze nauwelijks een woord gezegd. Misschien was het te veel voor haar geweest.

Toch wilde Bill dat Riley hier nu was. Ze had besloten dat het beter was om hun team op te splitsen, zodat ze sneller te werk konden gaan. Hij kon daar niet tegenin gaan. Ze had gevraagd of hij de poppenwinkels in de regio op zich wilde nemen, terwijl zij terug zou gaan naar de plaats delict van zes maanden geleden.

Bill keek om zich heen. Hij voelde zich overweldigd en vroeg zich af wat Riley van deze poppenwinkel zou vinden. Het was de meest stijlvolle die hij vandaag bezocht had. Hier aan de rand van de ringweg kreeg de winkel waarschijnlijk veel deftige klanten uit de rijke noordelijke gebieden van Virginia.

Hij snuffelde wat rond. Zijn aandacht werd getrokken door een kleine meisjespop. Met haar glimlach en bleke huid deed ze hem aan het laatste slachtoffer denken. Hoewel ze gekleed was in een roze jurk met een heleboel kant op de kraag, manchetten en zomen, zat ze ook in een verontrustend vergelijkbare positie.

Plotseling hoorde Bill een stem van rechts komen.

“Ik denk dat u op de verkeerde afdeling bent.”

Bill draaide zich om en zag een gezet, klein vrouwtje met een warme glimlach voor zijn neus staan. Er was iets aan haar wat hem vertelde dat zij hier de leiding had. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.

De vrouw grinnikte. “Omdat u geen dochters hebt. Ik herken een man die geen dochters heeft van een kilometer afstand. Vraag me niet hoe, het zal wel intuïtie zijn, denk ik.”

Bill was verbijsterd door haar pienterheid en diep onder de indruk.

Ze stak haar hand naar Bill uit. “Ruth Behnke,” zei ze.

Bill schudde haar hand. “Bill Jeffreys. U bent de eigenaar van deze winkel?”

Ze grinnikte nogmaals. “Ik zie dat u ook intuïtie hebt,” zei ze. “Aangenaam kennis te maken. Maar u hebt wél zonen, toch? Drie jongens, denk ik.”

Bill glimlachte. Haar intuïtie was echt heel scherp. Bill dacht dat zij en Riley het wel goed met elkaar zouden kunnen vinden. “Twee,” antwoordde hij. “Maar u zat er verdomd dichtbij.”

“Hoe oud?” vroeg ze.

“Acht en tien.”

Ze keek rond. “Ik denk niet dat ik hier veel voor ze heb. O, wacht even, ik heb een paar eigenaardige speelgoedsoldaten in het volgende gangpad staan. Maar dat vinden jongens niet meer leuk, of wel? Tegenwoordig is het alleen maar videogames. En nog gewelddadige ook.”

“Ik ben bang van wel.”

Ze bekeek hem aandachtig. “U bent hier niet om een pop te kopen, hè?” vroeg ze.

Bill glimlachte en schudde zijn hoofd. “U bent echt goed,” antwoordde hij.

“Bent u soms een politieagent?” vroeg ze.

Bill lachte stilletjes en pakte zijn penning tevoorschijn. “Niet helemaal, maar een goede gok.”

“O, jeetje!” zei ze bezorgd. “Wat doet de FBI in mijn kleine winkeltje? Sta ik soms op een of andere lijst?”

“In zekere zin,” zei Bill. “Maar u hoeft zich nergens zorgen om te maken. Uw winkel kwam naar voren in onze zoektocht naar lokale winkels die antieke en verzamelpoppen verkopen.”

Eigenlijk wist Bill niet precies wáár hij naar zocht. Riley had voorgesteld om een paar van deze plekken na te gaan, ervan uitgaand dat de moordenaar ze regelmatig bezocht, of in elk geval één keer bezocht had. Hij wist niet wat ze verwachtte. Dacht ze dat de moordenaar hier zelf zou zijn? Of dat een van de medewerkers de moordenaar ontmoet had?

Dat betwijfelde hij. En zelfs als dat wel zo was, dacht hij niet dat ze hem als een moordenaar herkend hadden. Waarschijnlijk waren alle mannen die hier kwamen, ГЎls dat al gebeurde, griezels.

Het was waarschijnlijker dat Riley probeerde om hem meer inzicht in de geest van de moordenaar te geven, in de manier waarop hij naar de wereld keek. Als dat zo was, dan zou Bill haar teleur moeten stellen. Hij had simpelweg niet haar brein of haar talent om zo gemakkelijk in het hoofd van moordenaars binnen te wandelen.

Het leek hem dat ze echt aan het gissen was. Er waren tientallen poppenwinkels binnen het bereik waarin ze zochten. Hij dacht dat het beter was als de forensisch rechercheurs gewoon de poppenmakers zouden natrekken. Hoewel, dat had tot nu toe niets opgeleverd.

“Ik zou willen vragen om wat voor zaak dit gaat,” zei Ruth, “maar dat kan ik beter niet doen.”

“Nee,” zei Bill, “dat kunt u beter niet doen.”

Niet dat de zaak nog een geheim was; niet nadat de mensen van senator Newbrough er een een persbericht over hadden verstuurd. De media stonden vol met het nieuws. Zoals gewoonlijk werd het Bureau nu overstelpt met een stortvloed aan foute tips, en internet liep over van de vreemde theorieГ«n. Het hele gebeuren was een behoorlijke last geworden.

Maar waarom zou hij dat aan deze vrouw vertellen? Ze leek zo aardig en haar winkel zo deugdzaam en onschuldig, dus Bill wilde haar niet overstuur maken met iets zo macabers en schokkends als een seriemoordenaar met een obsessie voor poppen.

Maar er was wel één ding wat hij wilde weten. “Vertelt u mij eens,” zei Bill. “Hoeveel verkoopt u aan volwassenen; ik bedoel volwassenen zonder kinderen?”

“O, dat zijn veruit mijn meeste verkopen. Aan verzamelaars.”

Bill was geboeid. Dat zou hij nooit hebben geraden. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.

De vrouw glimlachte een vreemde, afstandelijke glimlach en antwoordde op vriendelijke toon: “Omdat mensen sterven, Bill Jeffreys.”

Nu was Bill echt geschrokken. “Pardon?” zei hij.

“Naarmate we ouder worden, verliezen we mensen. Onze vrienden en geliefden sterven. We rouwen. Poppen laten de tijd voor ons stilstaan. Ze zorgen ervoor dat we ons verdriet vergeten. Ze troosten en steunen ons. Kijk maar om je heen. Sommige poppen zijn ruim een eeuw oud en sommige zijn bijna nieuw. Bij sommige kun je het verschil niet eens zien. Ze zijn tijdloos.”

Bill keek om zich heen. Hij kreeg een griezelig gevoel door al die eeuwenoude ogen die naar hem staarden, en hij vroeg zich af hoeveel mensen deze poppen overleefd hadden. Hij dacht aan wat ze gezien hadden: de liefde, de woede, de haat, het verdriet, het geweld. En toch bleven ze met dezelfde lege uitdrukking terug staren.

Hij begreep het niet. Mensen hГіren ouder te worden, dacht hij. Ze moesten oud en gerimpeld en grijs worden, zoals hij, met alle duisternis en afschuw in de wereld. Met alles wat hij gezien had, zou het een zonde zijn, dacht hij, als hij er nog steeds hetzelfde uit had gezien. De plaatsen delict hadden een diepe indruk op hem gemaakt en ervoor gezorgd dat hij niet meer jong wilde blijven.

“Ze zijn ook... niet levend,” zei Bill ten slotte.

Haar glimlach werd bitterzoet, bijna medelijdend. “Is dat echt zo, Bill? De meeste van mijn klanten denken daar anders over. Ik weet niet eens of ík er ook zo over denk.”

Er viel een merkwaardige stilte. De vrouw verbrak die met een grinnik. Ze gaf Bill een kleurrijk kleine folder met allemaal plaatjes van poppen. “Toevallig ga ik binnenkort naar een bijeenkomst in D.C. Misschien wilt u er ook wel naartoe. Misschien geeft het u ideeën voor waar u dan ook naar op zoek bent.”

Bill bedankte haar en liep de winkel uit, dankbaar voor de tip over de bijeenkomst. Hij hoopte dat Riley met hem mee wilde gaan. Bill herinnerde zich dat ze deze middag senator Newbrough en zijn vrouw ging ondervragen. Dat was een belangrijke afspraak; niet alleen omdat de senator misschien wel goede informatie kon hebben, maar ook vanwege diplomatieke redenen. Newbrough regelde heel veel voor het Bureau. Riley was precies de juiste agent die hem moest overtuigen van het feit dat ze alles deden wat ze konden.

Maar zal ze echt komen opdagen? vroeg Bill zich af. Het was heel raar dat hij daar niet zeker van kon zijn. Tot zes maanden geleden was Riley het enige betrouwbare in zijn leven geweest. Hij had haar altijd voor de volle honderd procent vertrouwd. Maar haar zichtbare pijn baarde hem zorgen.

Bovendien miste hij haar. Hoe intimiderend haar razendsnelle brein soms ook kon zijn, hij had haar nodig op een zaak als deze. Gedurende de laatste zes weken was het ook tot hem doorgedrongen dat hij haar vriendschap nodig had.

Of was het diep vanbinnen toch meer dan dat?




Hoofdstuk 8


Riley reed over de tweebaansweg en nam een slokje van haar energiedrankje. Het was een zonnige, warme ochtend. De ramen van de auto waren open en de warme geur van vers hooi vulde de lucht. In de omringende weilanden stond vee en aan beide zijden van de vallei waren bergen. Ze vond het hier prettig. Maar ze herinnerde zichzelf eraan dat ze hier niet was voor een vakantie. Ze had werk te doen.

Riley sloeg af naar een veel bereden onverharde weg en na een minuut of twee kwam ze bij een splitsing. Ze draaide het nationaal park in, reed een kort stukje en zette haar auto op de schuine berm langs de weg stil. Ze stapte uit en wandelde over een open stuk naar een grote, stevige eik die in de noordoostelijke hoek stond.

Dit was de plek. Hier was het lichaam van Eileen Rogers gevonden, nogal onhandig tegen de boom aangezet. Zij en Bill waren hier samen zes maanden geleden geweest en Riley zag alles weer voor zich. Het grootste verschil was het weer. Het was toen half december geweest en bitterkoud. De grond was bedekt geweest door een dunne laag sneeuw.

Ga terug, zei ze tegen zichzelf. Ga terug en voel het.

Ze ademde diep in en uit, totdat ze een ijzige kou door haar longen voelde gaan. Ze kon bijna de dikke wolken die ze bij iedere ademhaling uitblies zien.

Het naakte lichaam was volledig bevroren geweest. Het was niet makkelijk om te zien welke van de vele wonden op het lichaam door een mes waren toegebracht, en welke barsten en kloven door de ijzige kou.

Riley riep het beeld in zich op, met ieder detail. De pruik. De geverfde glimlach. De open genaaide ogen. De neproos die in de sneeuw tussen de gespreide benen van het lijk had gelegen.

Het beeld in haar hoofd was nu levendig genoeg. Nu moest ze doen wat ze de vorige dag ook gedaan had: in de huid van de moordenaar kruipen.

Ze sloot haar ogen weer, ontspannen, en sprong in het diepe. Ze verwelkomde het lichte, duizelingwekkende gevoel in haar hoofd terwijl ze het brein van de moordenaar binnenglipte. Ze was al snel bij hem, binnen in hem. Ze zag precies wat hij zag, voelde wat hij voelde.

Hij reed hier ’s nachts, allesbehalve zelfverzekerd. Hij keek nerveus voor zich uit en maakte zich zorgen over het ijs onder zijn wielen. Stel dat hij nu de controle verloor en in een greppel terechtkwam? Hij had een lichaam bij zich. Hij zou zeker gepakt worden. Hij moest voorzichtig rijden. Hij had gehoopt dat zijn tweede moord makkelijker zou zijn dan de eerste, maar hij was nog steeds een nerveus wrak.

Hij liet de auto precies hier stoppen. Hij sleepte het lichaam van de vrouw – reeds naakt, dacht Riley – uit de auto. Maar het was al stijf. Daar had hij niet op gerekend. Het frustreerde hem, liet zijn zelfvertrouwen wankelen. Om het nog erger te maken kon hij niet goed zien wat hij aan het doen was, zelfs niet in de lichten van de koplampen die hij op de boom had laten schijnen. De nacht was te donker. Hij maakte een aantekening in zijn hoofd om het de volgende keer bij daglicht te doen, als dat kon.

Hij sleepte het lichaam naar de boom en probeerde het neer te zetten op de manier zoals hij zich had voorgesteld. Het ging niet zo goed. Het hoofd van de vrouw was naar links gebogen en onbeweeglijk door de lijkstijfheid. Hij trok en draaide eraan. Zelfs nadat de nek was gebroken, kon hij het nog steeds niet naar voren laten kijken.

En hoe moest hij de benen nu goed neerleggen? Een van de benen was hopeloos gebogen. Hij had geen andere keus dan een krik uit de kofferbak te pakken en het dijbot en de knieschijf te breken. Toen verdraaide hij het been zo goed als hij kon, maar niet tot zijn tevredenheid.

Ten slotte plaatste hij plichtsgetrouw het lint om haar nek, de pruik op haar hoofd en de roos in de sneeuw. Toen stapte hij in zijn auto en reed weg. Hij was teleurgesteld en ontmoedigd. Hij was ook bang. Had hij in al zijn onhandigheid fatale sporen achtergelaten? Hij ging iedere handeling obsessief in zijn hoofd na, maar hij wist het niet zeker. Hij wist wat hij de volgende keer beter moest doen. Hij beloofde zichzelf om het beter te doen.

Riley opende haar ogen. Ze liet de aanwezigheid van de moordenaar vervagen. Ze was tevreden met zichzelf. Ze was niet gaan trillen en had zich niet laten overweldigen. En ze had wat waardevolle inzichten verkregen. Ze had een gevoel van hoe de moordenaar zijn vaardigheid leerde.

Ze wenste alleen dat ze iets wist – wat dan ook – over zijn eerste moord. Ze wist nu zeker dat hij één keer eerder gemoord had. Dit was het werk van een leerling, maar niet van een beginner.

Net toen Riley zich wilde omdraaien en naar haar auto terug wilde lopen, zag ze iets in de boom. Er stak een klein stukje geel uit, waar de stam zich in tweeГ«n splitste, net boven haar hoofd. Ze liep naar de andere kant van de boom en keek omhoog.

“Hij is hier teruggekomen!” Riley ademde scherp in. De rillingen liepen over haar rug en ze tuurde nerveus om zich heen. Maar er was nu niemand in de buurt.

Vanaf een boomtak werd ze aangestaard door een naakte vrouwelijke pop met blond haar, precies zo neergezet als de moordenaar zijn slachtoffer had willen neerzetten.

De pop kon hier niet lang hebben gezeten, hooguit drie of vier dagen. Ze was niet door de wind verplaatst of verbleekt door de regen. Terwijl hij zich had voorbereid op de moord op Reba Frye was de moordenaar hier teruggekomen. Net zoals Riley vaak deed, was hij hier teruggekomen om over zijn werk na te denken, om zijn fouten op kritische wijze te bestuderen.

Ze nam foto’s met haar mobiel en stuurde ze meteen naar het Bureau. Riley wist waarom hij de pop had achtergelaten. Het is een excuus voor slordigheid in het verleden, besefte ze zich.

Het was ook een belofte dat er beter werk aan zat te komen.




Hoofdstuk 9


Riley reed naar het landhuis van senator Mitch Newbrough en voelde haar tegenzin groeien. Het huis lag aan het einde van een lange weg met een rij bomen, en het was een enorm, formeel en beangstigend gebouw. Ze had altijd meer moeite om met de rijken en machtigen om te gaan dan met mensen die lager op de sociale ladder stonden.

Ze parkeerde in de keurig onderhouden cirkel voor het stenen huis. Ja, deze familie was echt rijk. Ze stapte uit de auto en liep naar de enorme voordeuren. Nadat ze aangebeld had, werd ze begroet door een keurige man van ongeveer dertig jaar. “Ik ben Robert,” zei hij. “De zoon van de senator. En u bent Special Agent Riley. Kom binnen. Mijn vader en moeder verwachten u.”

Robert Newbrough leidde Riley naar binnen en ze wist meteen weer waarom ze zo’n hekel had aan opzichtige huizen. Het huis van de familie Newbrough was reusachtig en de wandeling naar waar de senator en zijn vrouw zaten te wachten, duurde onaangenaam lang. Riley was er zeker van dat dat bedoeld was als een soort intimiderende tactiek, om gasten een ongemakkelijke afstand te laten lopen: een manier om te zeggen dat de bewoners van dit huis te machtig waren om ergens in verwikkeld te raken. Riley vond de koloniale meubels en inrichting echt heel lelijk.

Maar ze zag nog meer op tegen wat er komen ging. Voor haar was het gesprek met de familie van de slachtoffers simpelweg verschrikkelijk; veel erger dan een plaats delict of zelfs een lijk. Het was te makkelijk om in het verdriet, woede en verwardheid meegesleept te worden. Zulke intensieve emoties verstoorden haar concentratie en leidden haar van haar werk af.

Terwijl ze liepen, zei Robert Newbrough: “Mijn vader is al thuis vanuit Richmond sinds...” Midden in de zin onderdrukte hij een snik. Riley kon de intensiteit van zijn verlies voelen. “...sinds we het nieuws over Reba hoorden,” ging hij verder. “Het is verschrikkelijk. Vooral mijn moeder is helemaal ontdaan. Probeer haar niet te veel overstuur te maken.”

“Gecondoleerd,” zei Riley.

Robert ging daar niet op in en leidde Riley de royale woonkamer in. Senator Mitch Newbrough en zijn vrouw zaten hand in hand op een enorme bank.

“Agent Paige,” stelde Robert haar voor. “Agent Paige, mag ik u voorstellen aan mijn ouders, de senator en zijn vrouw, Annabeth.”

Robert bood haar een stoel aan en ging toen zelf zitten. “Allereerst,” zei Riley rustig, “mijn oprechte deelneming.”

Annabeth Newbrough antwoordde met een stille knik van dank. De senator staarde alleen maar voor zich uit.

In de korte stilte die erop volgde, beoordeelde Riley snel hun gezichten. Ze had Newbrough al vaak op televisie gezien, altijd met de beleefde glimlach van een politicus. Die glimlach was nu verdwenen. Riley had mevrouw Newbrough niet zo vaak gezien. Zij leek de typische gehoorzaamheid van de vrouw van een politicus te bezitten.

Ze waren beiden begin zestig. Riley zag dat ze allebei pijnlijke en dure behandelingen hadden ondergaan om er jonger uit te zien: haarimplantaten, haarverf, facelifts, make-up. Wat Riley betrof, lieten hun pogingen hen er onnatuurlijk uitzien. Net poppen, dacht Riley.

“Ik moet u een paar vragen over uw dochter stellen,” zei Riley en ze pakte haar blocnote. “Had u recentelijk nog contact met Reba?”

“O, jazeker,” zei mevrouw Newbrough. “We zijn een hecht gezin.”

Riley merkte dat de stem van de vrouw een beetje star was. Het klonk als iets wat ze te vaak zei, een beetje te routinematig. Riley wist bijna zeker dat het familieleven in het huis van Newbrough verre van ideaal was. “Had Reba de laatste tijd iets gezegd over dat ze bedreigd werd?” vroeg Riley.

“Nee,” zei mevrouw Newbrough. “Helemaal niets.”

Riley merkte dat de senator tot nu toe nog geen woord gezegd had. Ze vroeg zich af waarom hij zo stil was. Ze moest hem uit zijn tent lokken, maar hoe?

Toen sprak Robert. “Ze heeft net een nare echtscheiding achter de rug. Het werd akelig tussen haar en Paul betreffende het voogdijschap van de twee kinderen.”

“O, ik heb hem nooit gemogen,” zei mevrouw Newbrough. “Hij was altijd zo snel kwaad. Denk je misschien dat...” Ze maakte haar zin niet af.

Riley schudde haar hoofd. “Haar ex-man is geen verdachte,” zei ze.

“Waarom in hemelsnaam niet?” vroeg mevrouw Newbrough.

Riley woog in gedachten af wat ze hun wel en niet kon vertellen. “Jullie zullen vast gelezen hebben dat de moordenaar eerder heeft toegeslagen,” zei ze. “Er is een vergelijkbaar slachtoffer vlak bij Daggett geweest.”

Mevrouw Newbrough leek nog meer geïrriteerd te raken. “Wat heeft dat met ons te maken?”

“We hebben te maken met een seriemoordenaar,” zei Riley. “Het was dus niets in de familiesfeer. Jullie dochter heeft de moordenaar waarschijnlijk helemaal niet gekend. Het is zeer aannemelijk dat het niets persoonlijks was.”

Mevrouw Newbrough was nu aan het huilen. Riley had onmiddellijk spijt van haar woordkeuze.

“Niets persóónlijks?” schreeuwde mevrouw Newbrough bijna. “Hoe kan het iets anders zijn dan persoonlijk?”

Senator Newbrough sprak tegen zijn zoon. “Robert, neem je moeder mee de kamer uit en kalmeer haar. Ik wil alleen met agent Paige praten.”

Robert Newbrough leidde zijn moeder gehoorzaam weg. Senator Newbrough zweeg even. Hij bleef Riley aankijken. Ze wist zeker dat hij eraan gewend was om mensen met die blik te intimideren. Maar dat werkte niet zo bij haar. Ze staarde eenvoudigweg terug.

Uiteindelijk reikte de senator in zijn jaszak en trok er een envelop op A4-formaat uit. Hij liep naar haar stoel en gaf hem aan haar. “Hier,” zei hij. Toen liep hij naar de bank terug en ging weer zitten.

“Wat is dit?” vroeg Riley.

De senator staarde haar weer aan. “Alles wat u moet weten,” zei hij.

Riley was compleet verbijsterd. “Mag ik hem openmaken?” vroeg ze.

“Maar natuurlijk.”

Riley opende de envelop. Er zat één velletje papier in met twee rijen namen erop genoteerd. Ze herkende er een paar van. Drie of vier bekende verslaggevers van de lokale nieuwszender. Diverse anderen waren vooraanstaande politici uit Virginia. Riley was stomverbaasd. “Wie zijn deze mensen?” vroeg ze.

“Mijn vijanden,” zei senator Newbrough vlak. “Waarschijnlijk geen volledige lijst. Maar dat zijn de belangrijkste. Iemand op die lijst is schuldig.”

Riley was met stomheid geslagen. Ze zat daar en zweeg.

“Ik wil niet zeggen dat iemand op die lijst mijn dochter met eigen handen vermoord heeft,” zei hij. “Maar ze hebben er beslist iemand voor betaald om het te doen.”

Riley sprak langzaam en voorzichtig. “Senator, met alle respect. Ik geloof dat ik zojuist al heb gezegd dat de moord op uw dochter waarschijnlijk niets persoonlijks is. Er heeft al eerder een moord op bijna dezelfde manier plaatsgevonden.”

“Wilt u zeggen dat mijn dochter bij puur toeval het doelwit is geworden?” vroeg de senator.

Ja, waarschijnlijk wel, dacht Riley. Maar ze wist wel beter dan dat hardop te zeggen.

Voordat ze kon antwoorden, ging hij verder: “Agent Paige, ik weet uit ervaring dat ik niet meer in toeval moet geloven. Ik weet niet waarom en hoe, maar de dood van mijn dochter was politiek. En in de politiek is álles persoonlijk. Dus ga mij niet vertellen dat het iets anders dan persoonlijk is. Het is uw taak en die van het Bureau om erachter te komen wie hiervoor verantwoordelijk is, en gerechtigheid te brengen.”

Riley ademde lang en diep in. Ze bestudeerde het gezicht van de man in detail. Ze zag het nu. Senator Newbrough was een rasechte narcist. Niet dat ik daar verrast over ben, dacht ze.

Riley begreep nog wat anders. De senator vond het onvoorstelbaar dat er iets in zijn leven was wat niet om hém draaide, alleen om hem. Zelfs de moord op zijn dochter draaide om hem. Reba was simpelweg gevangen geraakt tussen hem en iemand die hem haatte. Hij dacht dat waarschijnlijk echt. “Meneer,” begon Riley, “met alle respect, maar ik denk niet...”

“Ik wil niet dat u denkt,” zei Newbrough. “U hebt alle benodigde informatie voor uw neus liggen.”

Ze staarden elkaar een paar seconden aan.

“Agent Paige,” zei de senator ten slotte. “Ik krijg het gevoel dat we niet op dezelfde golflengte zitten. Dat is jammer. U weet het misschien niet, maar ik heb goede vrienden in de bovenste lagen van de FBI. Sommigen zijn me nog een dienst verschuldigd. Ik ga meteen contact met ze opnemen. Ik heb iemand op deze zaak nodig die de klus kan klaren.”

Riley zat er geschokt bij en wist niet wat ze moest zeggen. Had deze man last van waanideeГ«n?

De senator stond op. “Ik stuur iemand om u naar buiten te begeleiden, agent Paige,” zei hij. “Jammer dat we het niet eens zijn.”

Senator Newbrough liep de kamer uit en liet Riley alleen zitten. Haar mond hing van de schrik open. Die man was narcistisch, okГ©. Maar ze wist dat er meer aan de hand was.

Er was iets wat de senator verborg.

En wat er ook voor nodig was, ze zou erachter komen wat het was.




Hoofdstuk 10


Het eerste wat Riley opviel was de pop: dezelfde naakte pop die ze eerder die dag in de boom bij Daggett gezien had, in precies dezelfde houding. Heel even schrok ze toen ze de pop daar in het forensisch lab van de FBI zag zitten, omgeven door allerlei geavanceerde apparatuur. Riley vond het merkwaardig genoeg niet op zijn plaats; net een ziek klein heiligdom uit een vervlogen niet-digitale tijd.

Nu was de pop gewoon een bewijsstuk, beschermd door een plastic zak. Ze wist dat er, zodra zij had gebeld, een team naartoe gestuurd was om de pop zo snel mogelijk op te halen. Toch zag het er misplaatst uit.

Special Agent Meredith kwam haar tegemoet om haar te begroeten. “Dat is lang geleden, agent Paige,” zei hij vriendelijk. “Welkom terug.”

“Het is goed om weer terug te zijn, meneer,” zei Riley. Ze liep naar de tafel om bij Bill en forensisch rechercheur Flores te gaan zitten. Ondanks haar bedenkingen en onzekerheden voelde het goed om Meredith weer te zien. Ze mocht zijn ruwe, directe stijl wel en hij behandelde haar altijd met respect en zorgzaamheid.

“Hoe ging het bij de senator?” vroeg Meredith.

“Niet zo goed, meneer,” antwoordde ze. Riley zag een zweem van ergernis in het gezicht van haar baas.

“Denk je dat hij ons problemen gaat opleveren?”

“Ik ben er bijna zeker van. Het spijt me, meneer.”

Meredith knikte begrijpend. “Ik weet zeker dat het niet aan jou lag,” zei hij.

Riley vermoedde dat hij wel een idee had van wat er gebeurd was. Het gedrag van senator Newbrough was zonder meer typisch voor een narcistische politicus. Meredith was er waarschijnlijk wel aan gewend.

Flores typte snel en beelden van afgrijselijke foto’s, officiële verslagen en krantenartikelen verschenen op de grote beeldschermen in de kamer. “We hebben het een en ander nagekeken en het blijkt dat je gelijk hebt, agent Paige,” zei Flores. “Dezelfde moordenaar heeft eerder toegeslagen, lang voor de Daggett-moord.”

Riley hoorde de tevreden gegrom van Bill en eventjes kreeg Riley het gevoel van rechtvaardigheid. Ze begon weer in zichzelf te geloven.

Maar toen sloeg haar stemming om. Er was nog een vrouw die een gruwelijke dood was gestorven. Dat was geen reden voor feest. Eigenlijk wilde ze dat ze géén gelijk had.

Waarom kan ik er niet van genieten dat ik het zo nu en dan bij het rechte eind heb? vroeg ze zich af.

Een gigantische kaart van Virginia spreidde zich over het grootste beeldscherm uit en zoomde toen in op de noordelijke helft van de staat. Flores markeerde een plek hoog op de kaart, vlak bij de grens met Maryland. “Het eerste slachtoffer was Margaret Geraty, zesendertig jaar,” zei Flores. “Haar lichaam werd in een veld gedumpt en gevonden op ongeveer twintig kilometer buiten Belding. Ze is op 25 juni vermoord, bijna twee jaar geleden. De FBI is hier niet bij gehaald. De plaatselijke politie liet de zaak liggen.”

Riley tuurde naar de foto’s van de plaats delict die Flores op een ander beeldscherm liet zien. Het was duidelijk dat de moordenaar niet had geprobeerd het lichaam in een houding neer te zetten. Hij had haar gewoon haastig gedumpt en was weggegaan.




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43692351) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация